Sprong ik al een gat in de lucht toen ik hoorde dat mijn boek Blankow in Duitsland uitgegeven zou worden, helemaal verguld was ik toen Waltraud Hüsmert het zou gaan vertalen. Ze had in 2004 de Martinus Nijhoffprijs gewonnen en ik beschouwde het als een hele eer. Als kersverse literair vertaler uit het Duits is het voor mij ook nog eens heel leerzaam om van zo nabij een meester in het vak aan het werk te zien.
Toen ik haar afgelopen november in Berlijn ontmoette, vertelde ze dat ze op 16 januari 2009 haar vierde vertaalprijs zou krijgen, de Else Otten Übersetzerpreis 2008. Het zal veel boekvertalers zijn ontgaan, want zelfs de kwaliteitskranten vonden het niet het vermelden waard, terwijl het toch geen obscure onderscheiding is, maar de tweejaarlijkse prijs voor de beste literaire vertaling van een Nederlands werk in het Duits. De longlist bestond dit keer uit 115 titels en 42 vertalers.
Het bijzondere was bovendien dat Hüsmert de prijs kreeg voor een hervertaling, en wel van Het verdriet van België van Hugo Claus, ook wel aangeduid als de Belgische Ulysses. Juryvoorzitter Helga van Beuningen, de vorige gelauwerde, noemde Der Kummer von Belgien een ‘übersetzerische Großtat’. Het is een prestatie van formaat recht te doen aan de enorme rijkdom en afwisseling van Claus’ taal, aldus Van Beuningen, en het vergt een gedegen kennis van de Belgische geschiedenis, samenleving, het dagelijks leven en de literatuur. Hüsmert neemt geen genoegen met voor de hand liggende vertalingen uit het woordenboek maar vindt altijd weer subtiel getoonzette synoniemen, ze blinkt uit in talige creativiteit. En bovenal prijst Van Beuningen haar superieure vermogen om op alle niveaus van de taal de nodige afstand te bewaren tot het Nederlands, dat zo verraderlijk nauw met het Duits verwant is.
Het is opmerkelijk dat uitgeverij Klett-Cotta zo snel tot een hervertaling besloot. Der Kummer von Flandern, is pas in 1986 verschenen en was van de hand van Johannes Piron, een oude rot in het vak die al in 1963 de Nijhoffprijs kreeg. Toch heeft hij zich aan Het verdriet van België vertild. Daarvan geeft Helga van Beuningen in haar laudatio sprekende voorbeelden.
Ik heb vanavond: ‘O, krinkelende winkelende waterding met uw zwarte kabotseken aan,’ enz. gereciteerd. Ik moest het nog eens doen en zei: ‘O, stinkende, winkelende paterding schart er uw rokske maar aan.’ Niemand heeft het verschil gemerkt.
In de vertaling van Piron:
Ich habe heute abend ein flämisches Gedicht aufgesagt, erst richtig, aber als ich es wiederholen mußte, habe ich lauter Unsinn gequasselt. Sie haben den Unterschied nicht bemerkt.
In de hervertaling van Hüsmert:
Ich habe heute abend Guido Gezelles Gedicht vom „schrijverke“, dem Taumelkäfer, vorgetragen: „Oh quirliges, wirbliges Wasserding mit dem pechschwarzen Käppelein“ usw. Als ich es ein zweites Mal aufsagen sollte, habe ich gesagt: „Oh stinkiges, mickriges Pfaffending pack’s wieder in die Kutte ein.“ Keiner hat den Unterschied bemerkt.
Eerder al in Filter nr. 3 van afgelopen jaar legde recensent, redacteur en vertaler Herman Jacobs de twee vertalingen naast elkaar en concludeerde dat Piron veel heeft wegvertaald en gecomprimeerd, juist waar het ’t Vlaams én Claus’ klankspel en woordspelingen betreft. Sterker nog, hii heeft ‘de belangrijke metatalige component van het boek er grotendeels uitgesloopt’. Zo niet Waltraud Hüsmert, zij is goed thuis in het werk van Claus. Eerder vertaalde zij vijf boeken van hem en ook een keuze uit zijn gedichten. Hugo Claus zelf had haar alle ruimte gegeven, vertelde ze. Zijn enige advies was geweest: ‘Maak er iets moois van.’
En dat heeft ze gedaan. Des te schrijnender vond ik haar bekentenis dat haar vier bekroningen merkwaardig genoeg altijd op een beslissend moment in haar vertalersloopbaan waren gekomen: net als ze ermee op wilde houden, omdat ze het financieel niet meer redde. Want in Duitsland staat het er met de betaling nog slechter voor dan in Nederland – en ook met het aanbod trouwens. Dat Waltraud Hüsmert het zich kon veroorloven de hervertaling van Claus’ magnum opus op zich te nemen was te danken aan de Nijhoffprijs, waarvan driekwart aan een literair project besteed moest worden. En dat ze nog steeds vertaalt, daar hebben Nederlandse auteurs – ikzelf ditmaal, en hopelijk nog vele na mij – dus alle geluk bij.