In Glane wilde hij rusten
In het uiterste hoekje van Twente ligt het gehucht Glane. Daar zetelt in de weilanden, pal aan de Duitse grens, de aartsbisschop van de Syrisch-orthodoxe gemeenschap van Midden-Europa. Vroeger was het een katholiek klooster. In de jaren zeventig had de Twentse textielbaron Van Heek er zijn Turkse gastarbeiders gehuisvest, in 1981 kocht de Syrisch-orthodoxe kerk het voor één miljoen gulden.
‘Klooster St Ephrem de Syriër’ staat nu boven de bakstenen poort. Sint Ephrem was in de vierde eeuw een beroemde dichter en theoloog, ‘de harp van de Heilige Geest’ luidde zijn bijnaam. Dertigduizend gelovigen zijn met het bisdom verbonden, zo’n vijfduizend families. Aramees is hun heilige taal, de taal die ook Christus sprak.
Op de begraafplaats achter het complex leidt monnik Said Çakici net een groep Nederlanders op leeftijd rond. Ze bestoken hem met praktische vragen zoals: waarom liggen er niet meer mensen in één graf, dat is toch efficiënter en goedkoper? Monnik Said heft zijn handen op: ‘Waarom?’ Thuis begroeven de Syrisch-orthodoxen hun doden sowieso heel anders, in een kamertje. ‘Na vijftig jaar worden de beenderen in de hoek geschoven, want zo’n kamertje is de enige begraafplaats voor een hele familie.’
Hier liggen de Syrisch-orthodoxe gelovigen buiten in de aarde. Grindpaden voeren langs de dichte rijen gepolijst granieten tombes met een stèle erop. Op de tombes ligt een witmarmeren kruis met corpus, de meeste opschriften zijn zowel in het Aramees als in het Nederlands, Turks of Duits. Op elke steen zit een ovalen fotootje van de overledene. Oude gezichten uit het MiddenOosten, mannen en vrouwen met hoofddoeken die hen vroeger beschermden tegen de felle woestijnzon, prachtige doorleefde koppen, jonge donkere schonen.
Ik lees al die exotische geboorteplaatsen: Midyat, Kefre, Al Hasakah, Beiroet, Mizizah Köyu. Gestorven zijn ze in Oldenzaal, Berlijn, Britsum, Antwerpen, Rijssen, Malmö, Hoofddorp, Keulen, Emmen. En nu liggen ze hier in Twentse aarde. Maar wel bij elkaar. Een mooie jonge vrouw boent en boent met een dweil een tombe glimmend schoon en zet verse bloemen neer. Het is het graf van Nicme Dere-Araz, ze stierf in 1993 in Hengelo en werd vierenveertig jaar.
Monnik Said neemt me mee naar de Kathedraal van de H. Maagd Maria. In 1994 is de kerk gebouwd, omdat de kapel te klein was voor de honderden mensen die toestromen bij een uitvaart. En omdat de gelovigen een mausoleum wilden. ‘In 1984 stierf Mor Filluksinos Ilyas Çancaya, bisschop van Tur Abdin in het zuidoosten van Turkije. Daar komen veel Syrisch-orthodoxe gelovigen vandaan,’ vertelt monnik Said. ‘Hij kwam om het leven bij een auto-ongeluk in Nederland en werd in Glane begraven. De familie van de bisschop begon te klagen. Ze zeiden: “Een bisschop die buiten begraven ligt, dat kán toch niet.”‘ Dat was de eerste aanzet tot de bouw van de crypte. Maar er was één probleem: de Nederlandse wet op de lijkbezorging verbiedt het begraven binnen, vanwege de hygiëne. In overleg met de gemeente werd onder het altaar een marmeren ruimte gebouwd die misschien ooit als mausoleum dienst kon doen. Bij de inwijding van de kerk was ook Mor Athanasius Yeshû Samuel aanwezig, de aartsbisschop van Amerika en vroeger van Jeruzalem. Hij wilde in India begraven worden, omdat overleden bisschoppen daar nog alle égards krijgen. Maar toen hij het mausoleum van het Ephremklooster zag, liet hij zijn testament veranderen. In Glane wilde hij rusten. En dat gebeurde al snel. In april 1995 stierf de bisschop. Het ministerie van VWS en de Inspectie voor de Volksgezondheid bekeken de crypte, besloten dat deze voldoende geventileerd was en gaven toestemming. Toen werd ook de bisschop van Tur Abdin uit zijn onwaardig graf buiten opgegraven en in het mausoleum bijgezet.
De crypte heeft vier manshoge grafkamers. ‘Ze zijn zo gemaakt om de bisschoppen op een stoel neer te kunnen zetten,’ zegt Said. Dat is de traditie. Toch ligt de aartsbisschop, bekent hij. ‘In het vliegtuig kun je niet een overledene op een bank zetten. Die moet in een kist, luchtloos en afgesloten met lood. Toen de bisschop hier aankwam was hij al helemaal stijf. Wij hebben gedacht: hoe kunnen wij hem bewegen, zodat hij kan zitten? Dat kon niet, dus zeiden wij: “Dan leggen wij hem maar zo.”‘
Op één marmeren plaat is met plakband een doek bevestigd. Wat daarachter zit? Monnik Said lacht schuins. ‘De foto van onze huidige bisschop. Nederlandse groepen snapten er niets van, dus ik zei tegen hem: “Monseigneur, ik krijg altijd vragen: hoe kan het dat de bisschop buiten loopt en hier zijn graf is?” Toen hebben we er maar een doek over gehangen. Het is bij ons geen gebruik, maar de vroegere leraar van de bisschop had zijn graf ook al klaar lang voor hij stierf. En nu is de bisschop in elk geval verzekerd van zijn plaats hier.’ In de twee andere muren van de crypte zijn achtennegentig grafnissen ter grootte van een kist. De meeste zijn nog leeg.
Wereldwijd zijn er drie miljoen Syrisch-orthodoxe gelovigen, zegt monnik Said. In WestEuropa wonen er honderdtwintigduizend, in Nederland tienduizend, vooral in Twente. Enkelen zijn als gastarbeiders gekomen, de meesten als vluchteling tussen 1979 en 1995. ‘We worden al honderden jaren vervolgd door de Turken en de Koerden. In Tur Abdin wonen nu nog maar zo’n driehonderd Syrisch-orthodoxe families. Verder wonen ze in Syrië, Libanon en Irak, maar de meeste wonen in de Indiase deelstaat Kerala: twee miljoen.’
Drie vrouwen komen aanlopen, ze hebben een afspraak met monnik Said. Eerbiedig kussen ze zijn hand. Samen lopen ze naar de begraafplaats. Said bidt zingend een gebed bij het graf van hun overleden familielid. Met zijn duim maakt hij een kruisje over de foto. Door de laan komt aartsbisschop Yulius Yeshû Çiçek aangesneld, in rood habijt, zo’n tien mensen benen achter hem aan, de mannen dragen potten met bloemen op hun schouders. Het lijkt net een tafereel uit een Fellini-film.
In een verre hoek voor aan het terrein staat nog een eenzame zerk. Daar ligt Gavrije Elmas, verbaasd lees ik de data: hij is geboren in 1880 en gestorven in 1982. ‘Rust zacht’ staat op zijn steen. Aan niets is te zien dat hij Syrisch-orthodox is. Hij is hier als eerste begraven. De buurt schrok op, omdat er ineens zoveel mensen kwamen. Daarom is de begraafplaats later verder naar achteren aangelegd. De Syrisch-orthodoxen is er alles aan gelegen geen aanstoot te geven. Zij willen slechts een rustige plek voor hun doden. Het is de enige begraafplaats die ze in Europa hebben.