Ruigeplaatbos
Als je vanuit het oosten over de A15 naar de Botlektunnel rijdt, zie je rechts een van de meest industriële landschappen van Nederland. Shell Pernis, een woud van olieraffinaderijen. Links ligt de Rotterdamse deelgemeente Hoogvliet, die na de oorlog is gebouwd voor de arbeiders van Shell.
Tot dan was Hoogvliet een lintdorp in een flauwe bocht van de Oude Maas, die twintig kilometer verder in de Noordzee stroomt. Rondom lagen slikken, grienden, moerassen, vloedbossen. Op het ritme van de getijden kwam hier tweemaal daags rivierwater over het land gekabbeld. Het gebied was zo zompig en verraderlijk dat de Duitse bezetters zich er niet in waagden.
Toen kwam de Wederopbouw. Wat er overbleef van het Biesbosachtige gebied, was een strook recreatiegroen langs de rivier. Er werd bos aangeplant, vakken met populieren, met vleugelnoten, met beuken. Een oude kreek werd een vijver met een onvermijdelijke treurwilg ernaast. Het werd een keurig parkbos voor de arbeiders, een stadsbos, een bos onder de knoet van de plantsoenendienst, met de misleidende naam Ruigeplaatbos.
En toen, op 7 juni 1997, sloeg de natuur toe. Vanaf de Noordzee kwam een tornado vol koude lucht aangerold over het zinderend warme land, met een snelheid van misschien wel tweehonderd kilometer per uur. Ze trok een spoor van Hoogvliet, over Schiedam en Zoetermeer naar Roelofarendsveen. De windhoos draaide bijna alle kruinen uit de populieren van het Ruigeplaatbos. Sindsdien steken rafelige stammen af tegen de lucht. De ravage was zo groot dat herstel te duur werd, zeker omdat Hoogvliet inmiddels een serieuze achterstandswijk was geworden. Het bos bleef er als een schandvlek bij liggen en de populierenvakken kregen de naam Stormbos.
‘Gouden pech’ noemt de brochure Hoogvliet Vernieuwt de storm en het geldgebrek achteraf. Op een dag begonnen mensen namelijk met andere ogen naar het bos te kijken. En wat bleek? De natuur in het Ruigeplaatbos was tot leven gekomen, de storm had haar wakker gekust. Mossen, paddestoelen en schimmels begonnen te gedijen op het dode hout. Vogels nestelden in de dode boomstammen of legden tijdens de trek aan, op open plekken ontkiemde een keur aan planten en kruiden, en daar kwamen weer vlinders en andere insecten op af.
Geleidelijk drong het besef door dat je zelfs in de stad rijke, dynamische natuur kunt hebben, als je haar maar een klein handje helpt. Het Wereld Natuur Fonds zag dat en ontfermde zich over het Ruigeplaatbos.Een paar blauwsparren die nog aan het vroegere parkbos herinneren staan op de grens tussen stad en wildernisnatuur. Leo Linnartz van Stichting Ark, die het bos beheert, opent een smal houten klaphekje. Het volgende moment staan we oog in oog met een Schotse Hooglanderstier van een kilo of achthonderd. Hij heft even zijn kop op, snuift, en besluit dat wij geen bedreiging vormen voor zijn heerschappij. Naast hem graast een stierkalf van een half jaar. Verderop tussen de wilgen scharrelen twee koeien. ‘De brandnetels gaan massaal naar binnen,’ zegt Linnartz. ‘Er zitten veel voedingsstoffen in en rond deze tijd prikken ze niet meer zo.’ Als de brandnetels op of vergaan zijn, beginnen de Hooglanders aan jonge takken en boomschors. Linnartz wijst op een groepje essen. In de eerste winter heeft het vee alle essen te grazen genomen. Vlak boven de grond maken de bomen nu tientallen nieuwe scheuten en ook de bast groeit met verdikt schors weer enigszins dicht. Om zich tegen de vraat te verweren maken essen antivraatstoffen aan, zodat de schors de Hooglanders niet meer smaakt. Natuurlijk gaan bomen dood als ze te veel zijn aangevreten, maar dat kan het bos wel lijden. ‘Bosontwikkeling krijg je heel gemakkelijk,’ zegt Linnartz, ‘alleen niet in het bos, maar op open plekken.’ We lopen een heuvel op, ontstaan door de opslag van havenslib. Een fazant fladdert krijsend op uit het struikgewas.
Beneden langs de Oude Maas ligt vlak boven het moeras een rode boardwalk van een halve kilometer. Het water stroom er onderdoor en met springtij en stormvloed zelfs eroverheen. Binnenvaartschepen varen voorbij, de hekgolven klotsen tegen de oeverstenen, boven ons hoofd cirkelen helikopters, voor ons stijgen pluimen rook uit de schoorstenen omhoog, in de neusgaten dringt zoetige benzinelucht. Met het rivierwater komt veel rommel mee. Dat ruimt Ark zelf op, samen met buurtbewoners, schoolkinderen, gedetineerden en taakgestraften.
We stappen het moeras in, mijn rubberlaarzen zuigen zich vast. Rondom wilgen, riet en bijzondere plantjes: spindotters, moeraswalstro, speenkruid, watermunt, bittere veldkers. ‘Het Ruigeplaatbos is een van de compleetste moerasbossen van Nederland en een mooi voorbeeld van natuur in een estuarium. Dat is een wijde riviermonding waar eb en vloed ver stroomopwaarts komen. De dynamiek van het water maakt het gebied zo soortenrijk.’ We lopen tussen bramenhagen door van wel vijf meter hoog. Verderop zijn wilgen en vlier bedekt met een deken van groengelige blaadjes. ‘Dat is bosrank of wilde clematis,’ zegt Linnartz, ‘die is met de Maas mee uit Limburg en België gekomen. Laatst zat een Schotse Hooglander er helemaal in verstrikt. Een collega heeft hem bevrijd. Maar dat moet geen gewoonte worden. De dieren zijn geselecteerd op hardheid en zelfredzaamheid, voldoen ze daar niet aan, dan gaan ze naar de slager.’
‘De grootste fout die mensen kunnen maken is de dieren voeren,’ zegt Linnartz. ‘Eén persoon kan het voor de rest van de bevolking verknallen. Want als de Hooglanders opdringerig worden, gaan ze ook naar de slager. Het is hier in de eerste plaats een natuurgebiedje voor mensen, niet voor bijzondere planten of runderen.’
Van Linnartz mag veel: mensen mogen overal lopen, hutten bouwen, barbecueën, zelfs vuurtje stoken stoort hem op zich niet. Als mensen maar niets vernielen en geen rotzooi achterlaten. De laatste tijd komen niet alleen hondenbezitters, ouderen en kinderen in het bos, maar ook mensen met wandelschoenen, natuurliefhebbers. Voor te veel recreatie is Linnartz niet bang. ‘De natuur kan heel wat hebben. Storingsgevoelige planten en dieren – en dat zijn er niet zo veel – moeten maar elders leven. Vaak zie je gebeuren dat mensen zich enorm hebben ingezet voor behoud van een natuurgebied en zo gauw het beschermd is, wordt hun de vrije toegang ontzegd. Maar aan zulke afgesloten natuurgebiedjes hebben we niets: als ze niet bemind zijn, worden er al snel stukjes afgeknabbeld. De druk is hier enorm groot. We hebben buurtbewoners nodig die zeggen: “Blijf van ons bos af.”’