• home
  • cv
  • boeken
  • vertalingen
  • agenda
  • contact
  • De poel
  • home
  • cv
  • boeken
  • vertalingen
  • agenda
  • contact
  • De poel
icon

Steden zonder geheugen. In het voetspoor van Isaak

april 1996

Slavist en vertaler Aai Prins en journalist/schrijver Pauline de Bok maakten in de lente van 1994 een reis door de Oekraïne in het voetspoor van de joods-Russische schrijver Isaak Babel. Op zoek naar de verdwenen wereld van zijn verhalencyclus Rode Ruiterij en zijn Dagboek 1920 .Daaruit kwamen dit boek voort en een aantal radiodocumentaires bj de VPRO en KRO (Damocles ).

De Freudiaanse verleiding

Intermediair, 27 december 1996

‘Zonder psychoanalyse was ik vast aan de drank gegaan’ ‘Eind jaren vijftig ben ik geboren. We hadden thuis een varkensmesterij, vijf hectare grond en zeven koeien. Opa en oma van moederskant woonden bij ons in. Ik was de een na jongste van vijf kinderen. Het idee was dat ik dominee zou worden, dat was de hartewens van mijn vader. Bij ons op de boekenplank stonden alleen boeken over God en over de oorlog. De oorlog heeft in onze familie erg veel geheimzinnigheid teweeggebracht. Mijn vader is tewerkgesteld geweest in Duitsland. Mijn opa was bij de NSB. Hij heeft na 1945 nog een jaar gevangen gezeten. Vroeger had hij een eigen boerderij en in de oorlog kwamen mensen bij hem niet gauw vergeefs om melk of eieren. Mijn vader droeg hem trouwens op handen. Ik heb mijn vader lang gehaat. Zoals hij met mijn moeder omging, dat kon ik niet begrijpen. Ik ging in de stad naar een christelijk lyceum. Gymnasium was de bedoeling, maar het werd havo. Daarna werkte ik een paar maanden in de zwakzinnigenzorg. Mijn vriendin ging in het westen een opleiding kinderverzorging doen, daar ben ik toen ook heengegaan. Ik had veel last van heimwee en na een jaar was ik terug in mijn geboorteplaats. Daar woonden een stel jongens – naar mijn idee van betere komaf – in een pastorie. Ik ben bij hen ingetrokken. We werkten wat, we lazen en dronken veel. Daarna ben ik in de psychiatrie gaan werken, maar al snel ben ik van de opleiding afgezet, omdat ik een veel te grote betweter was. In 1979 verhuisde ik naar X.. Mijn vriendin ging er studeren, we kraakten een pand, en ik wilde filosofie gaan doen, maar moest eerst mijn colloquium halen. Ik zorgde erg slecht voor mezelf. Tijdens mijn studie leidde ik een bohémienachtig bestaan met de blik op de kunst en de filosofie. Ik ging in het zwart gekleed en zat in een Artaud-werkgroep. Wij zouden aan die dorre filosofie weleens een praktijk knopen. We zetten de faculteit op stelten. Na drie jaar ben ik naar Wenen gegaan, alleen, op de motorfiets. Het was een vlucht naar voren. Ik ben er ongeveer een halfjaar gebleven, in een totaal isolement leefde ik daar, al die gevels en façades, geen wonder dat Freud daar zijn theorie heeft ontwikkeld, te midden van al die opgeslotenheid.Terug in X. zette ik met twee vrienden een produktiebedrijfje op in de culturele sector. Het was vrijwilligerswerk. Dat heb ik tweeëneenhalf jaar gedaan. We hoorden bij het alternatieve circuit. We hadden een blaadje, we organiseerden festivals, gaven boekjes uit, maakten een radioprogramma. Wat je jezelf allemaal niet leert. Voor de radio heb ik leren praten, denk ik weleens. Ik heb niet alleen vrienden gemaakt. Ik nam geen blad voor de mond en vergde nogal eens het uiterste van mensen. Inmiddels was ik dertig, mijn relaties liepen slecht, ik had geen gewoon inkomen en woonde nog steeds in een kraakpand. Er moest iets gebeuren, ik vroeg een vriendin om advies, ze raadde me therapie aan. Eens in de week ging ik naar een psychotherapeut, op eigen kosten. Directe aanleiding waren mijn relaties met vrouwen. Ik merkte dat die telkens weer destructieve vormen aannamen, omdat ik de neiging had om me in een relatie af te reageren. Ik was überhaupt iemand die halsstarrig gesloten was. Ik hield afstand, deed cynisch, en was heel rationeel en scherp. Ondertussen was ik natuurlijk die kleine jongen, die zich tekort gedaan voelde. Dat was me door vriendinnen ook al vaak voorgehouden. Na een jaar werd die psychotherapie een beetje begrotelijk en ben ik naar de Riagg gegaan. Daar kwam ook het misbruikverhaal uit mijn jeugd op tafel. Daarvan besefte ik toen nog steeds niet de volle omvang. Eenmaal per week ging ik bij de Riagg in therapie, twee jaar lang. Inmiddels had ik beter inzicht in mijn destructieve gedrag, maar als ik wilde dat de toekomst niet op mijn verleden zou lijken, dan moest ik dieper graven. Ik ben viermaal bij een andere therapeut geweest die onderzocht of psychoanalyse zinvol was. Daar vloog de haat voor m’n vader me ineens weer aan. Ik wilde het heel anders doen dan mijn vader. Dat wil elke jongen, maar ik merkte dat ik daartoe niet in staat was. Op 1 januari 1990 ben ik bij mijn therapeut in psychoanalyse gegaan. Tijdens mijn studie had ik weleens iets van Freud gelezen, maar zelf in analyse gaan is toch iets heel anders. In datzelfde jaar kreeg ik een baan als hoofd marketing bij een culturele organisatie. Ik moest natuurlijk wel vertellen dat ik in analyse zat, maar dat heb ik pas gezegd toen ik al bijna was aangenomen. Ik zag mijn baan als de bekroning van jaren vrijwillig werken in het alternatieve circuit. Maar het liep niet goed met de directeur en na een jaar zat ik weer zonder werk.Mensen vonden het lastig om met mij samen te werken. Ik was onberekenbaar en had altijd een grote bek. Dingen mochten niet lukken. Successtories, dat paste niet, want als het goed gaat, hoef je niet meer getroost te worden. Ik had altijd de behoefte om iemand op sleeptouw te nemen, ik mocht nooit iets voor mezelf alleen doen. Ik pakte veel aan maar was nooit goed in staat iets af te maken. Vanaf begin jaren negentig heb ik op een atelier gewerkt. Ik maakte objecten, had een uitkering en kluste hier en daar wat. Ik had veel troostfantasieën, mijn artistieke bezigheden zijn in dat licht te bezien. Hoor nou, ik ga deftig praten, dat doe ik altijd als ik onzeker ben. Vooral vroeger deed ik dat vaak. Goed, ik ben niet als beeldend kunstenaar opgeleid, maar ik heb het een jaar of vijf, zes gedaan. Met redelijk succes, ik heb zelfs nog een expositie gehad. Maar belangrijker was dat ik door die objecten uitdrukkingsmiddelen voor mijn geschiedenis had gevonden. In die tijd begon ik aan een managementopleiding. Ik wilde weten of ik in de gewone wereld vaardigheden in huis had die ik kon vermarkten. Ik ging weer solliciteren, maar dat liep niet goed. Ik liet me testen en bleek in staat om op buitengewone wijze concentratie en doelmatigheid op te brengen. Ik ben heel snel zonder dat ik scherpte verlies. Uiteindelijk kreeg ik een baan bij een middelgroot adviesbureau. Sindskort voer ik mede de directie. Ik werd uitgenodigd om daarvoor een contract voor vier jaar te tekenen en voelde me net een supervoetballer. Lange tijd heb ik gezocht om te worden wie ik ben. De psychoanalyse kwam op een goed tijdstip. Voor het eerst heb ik het idee dat ik mijn leven in eigen hand heb. Je geluk neemt niet dramatisch toe, je ongeluk neemt niet echt af, alleen weet je je te beperken tot je echte ongeluk, daarmee moet je leven. Voor psychoanalyse moet je gedisciplineerd zijn, open durven staan, een vertrouwensrelatie kunnen aangaan. Je leert de veelheid aan gevoelens en gedachten toe te laten. Dat kan pijnlijk zijn. Je bent zo afhankelijk, dat is het drama van een psychoanalyse. Via de analyticus doorleef je de relaties die je als kind hebt gehad, met je moeder, broer, vader, zus. Het belangrijkste is dat je eerlijk bent en de heftigheid van de tegenstellingen in je gevoelens als kind opnieuw ervaart en accepteert. Dan hoef je niet meer alles weg te duwen. Gevoelens kunnen niet doden, als kind weet je dat niet, dat moet je leren. Het is een groot goed om dat in te zien. Op het platteland spelen seksualiteit, geweld en dood heel anders dan in de stad, veel directer denk ik. De voortplanting bij dieren kan zo hevig zijn: een hengst die een merrie bespringt, een koe die bezwijkt onder een stier. Ik heb eindeloos naar de varkens gekeken, hoe zij het deden. De dood was vanzelfsprekend, er werden regelmatig kadavers opgehaald en naast ons was een slachthuis. Overdag was ik een blij en leergierig kind maar ’s nachts was ik in de ban van de angst, dan kwam mijn broer bij me. Hij was vijf jaar ouder en veel groter en sterker. Mijn grootvader kon niet nalaten pornoboekjes te laten slingeren. Mijn broer wijdde me in toen ik zeven was. Ik wist nog van niks. Ik kreeg wratten op mijn piemel en allerlei aandoeningen. Of er nu op seksueel gebied zo veel meer gebeurde dan wat normaal is tussen twee jongens, weet ik niet eens. In elk geval waren de schuld en schaamte die ik erover voelde enorm. Ik vond het vreselijk en het kan me nog soms overvallen. Als kind heb ik zelfs enkele malen geprobeerd mijn broer ter dood te brengen, en dat moet je letterlijk nemen. Ik stond boven op de hooizolder en gooide een elektriciteitsgeleider naar zijn kop, zo’n wit keramieken ding van ongeveer een kilo. God hielp me ook niet. Hij liet me alleen met mijn broer die me ’s nachts kwam pesten. Eén keer heb ik hem tijdens het avondgebed op mijn knieën om hulp gevraagd. Ik zei: ”God, je komt vanavond langs en zorgt dat het ophoudt, anders geloof ik niet meer in je.” Hij is niet gekomen. Ook mijn ouders hebben me nooit tegen mijn broer beschermd. Mijn vader werkte inmiddels deels buitenshuis op de veemarkt, voor mijn moeder kwamen eerst de varkens, zo leek het, dan de grootouders, dan het huishouden. Ik kon hen niet lastigvallen met mijn kleine probleempjes, waar hád ik het over, alsof ze zeiden, dacht ik weleens: ga een varken neuken jongen. Voor mij is het drama van mijn jeugd dat mijn moeder van mijn broer hield, mijn vader van mijn zus en ik als klein kind aan de geitepin werd gezet zodat ze geen last van mij hadden, want ik liep graag weg. Ik was een gevoelig kind dat naar liefde en aandacht verlangde, zoals elk kind. Ik haatte iedereen, mijn vader, moeder, broers en zusters. Een jaar of tien heb ik niemand gezien. Mijn broers en zussen zijn allemaal daarginds gebleven. Maatschappelijk doen ze het redelijk. Mijn “slechte” broer is getrouwd, kreeg kinderen en kwam erachter dat hij homo was. Ik vind mijn broers en zussen geen buitengewone mensen. Mijn vader wel, die is heel direct. Ik lijk op hem. En nu ik eenmaal de andere krachten in mezelf heb toegestaan, komt mijn moederskant er ook meer uit. Van mooie dingetjes houden, het beschouwelijke. Ik kan uitgebreid met haar kletsen als mijn vader niet thuis is. Wrok voel ik niet meer, ik vind dat mijn ouders het goed gedaan hebben. Ieder huis heeft zijn kruis, zullen we maar zeggen.Culturele aanpassing speelt bij mij een grote rol. Ik ben een boerenzoon, ik kom uit de stront. Nog geen vijf jaar geleden dacht ik: ik had ergens anders geboren moeten worden. Als kind las ik heel veel. Maar de eerste keer dat ik een boekenkast met echte literatuur zag, bij mensen thuis bedoel ik, was ik zeventien. Toch heb ik ook ongelooflijk genoten van de boerderij. Ik heb altijd zelf beesten gehad, geiten, kippen, konijnen, duiven, eenden. Tot mijn zestiende speelde ik boerderijtje. Pas geleden heb ik met mijn vriendin een boerderijtje gekocht in de Ardennen. Nu heb ik een eigen stuk grond. Daar kan ik altijd naartoe. Mijn vriendin leerde ik kennen toen ik anderhalf jaar in analyse was. We hebben een goeie relatie. Zij is nu zwanger. Dat is nog een heel gedoe geweest, want ik heb me vijftien jaar geleden laten steriliseren. Ik had een hekel aan kinderen. In de analyse kwam ik erachter dat ik geen man mocht zijn, niet werkelijk potent mocht zijn, alleen in allerlei troostfantasieën. In een analyse breng je niet de waarheid in kaart, je leert je eigen waarheid begrijpen, die van toen, maar ook – nog belangrijker – die van nu. Het is geen reconstructie van je geschiedenis, maar van je fantasie en gevoelens. Psychoanalyse is een individueel proces: het ging om mijn geheugen en mijn eigen geschiedenis. Het valt niet te massificeren. Ik kan me er niet druk over maken als mensen denken dat psychoanalyse een luxe behandeling is. Ik zie het zo: als je een dak boven je hoofd hebt, brood op de plank en een man of vrouw in je bed, dan is het volgende wat je moet proberen te regelen een psychoanalyse. Ik ben niet zo’n uniek geval. Ik denk dat het aanzienlijk meer mensen goed zou doen dan de vierhonderd die nu in Nederland in analyse zijn. Ik durf dat aantal blind te verhonderdvoudigen. Ik zie zo veel destructief gedrag om me heen, zo veel mensen die slecht voor zichzelf zorgen. Ze volharden in gedragspatronen die samenwerking met anderen onder druk zetten en die hun eigen toekomst verkloten. Ze blijven maar in dat moeras zitten waarin ze al zo lang zitten. Of ze blíjven maar discussiëren zonder te luisteren – een soort verbaal sperma, al die vruchtbaarheid die maar uit die monden stroomt – dat leer je tijdens een psychoanalyse ook af. Veel mensen in leidinggevende posities zouden eigenlijk in psychoanalyse moeten, omdat ze geen idee hebben wat ze anderen allemaal aandoen. Mensen die in analyse zijn geweest hebben een groter besef wie ze zijn en hoe ze geworden zijn wie ze zijn. Nietzsche zei al: word wie je bent. Als dat lukt, dan ben je een bijzonder mens, want daarvan heb je er niet zo veel. Ik ken er nu drie. Vijftienhonderd uur psychoanalyse heb ik ongeveer gehad. Met minder was het niet af geweest. Tien jaar geleden kostte een emotionele verstoring me drie dagen, nu misschien een uur. Ik weet alles veel sneller een plek te geven. Vroeger verviel ik vaak in langdurige semi-depressieve stadia. Ik kan nu goed voor mezelf zorgen. Ik kost de samenleving geen cent meer, ik draag eraan bij. Ik kan nu ergens jaren werken en als ik ergens energie insteek, komt die op een of andere manier weer bij mij terug. Ik blijk mensen te kunnen motiveren, ik ga problemen niet uit de weg, stel vragen zonder te oordelen. Vroeger wist ik het altijd beter en dat riep veel weerstand op. Ik ben geen koning, ik heb geen kapitaal. Dus ik zal het met mensen moeten doen, samenwerken betekent ook voor mezelf zorgen. Ik ben niet de baas van deze wereld. Ach, onzin ook. Soms weet ik het beter dan anderen maar dat doet iedereen. Ik kan nog steeds scherp uit de hoek komen. Toch is er een kleine maar belangrijke nuance tussen scherp zijn en iemand kleineren. Ik ben nu in staat bruggen te bouwen en anderen ertoe te bewegen daaraan mee te werken. Als ik niet in analyse was geweest, dan was ik vast aan de drank gegaan. Dan had ik mijn vriendin niet gehad, geen kind gekregen. Als ik die baan al had gehad, dan zou ik de moeilijkheden op het bureau niet overleefd hebben. Ik had nog iedere dag op mijn atelier gezeten. Somber was ik geweest, halsstarrig gebleven. Misschien zou ik nog steeds gedacht hebben dat ik goud uit stro kon maken.’</p

De Freudiaanse verleiding (3)

Intermediair, 27 december 1996

Psychiater / psychoanalytica te GroningenEen paar graden koers wijzigen`Ik heb altijd met lange en korte behandelingen gewerkt, omdat beide nodig zijn. Ik reageer vanuit dezelfde principes op iemand die in psychoanalyse is, iemand die in een isoleercel zit of in een politiecel, of iemand die van het dak wil springen. Ik doe wel andere dingen, maar mijn manier van kijken is dezelfde.´Ritha Korfage (1935) heeft een lange staat van dienst in de gezondheidszorg. Begin jaren zestig werkte ze als huisarts. Toen ze vier kinderen had, wilde ze meer regelmaat en werd ze psychotherapeut. In 1968 ging ze op het IMP werken, de voorganger van de Riagg. Ze deed de psychoanalyse-opleiding en midden jaren zeventig specialiseerde ze zich ook nog als psychiater. Tot afgelopen mei werkte Korfage bij de Riagg. Nu heeft ze nog een privé-praktijk en doet ze vooral leeranalyses, leertherapieën en supervisies.`Lange tijd heb ik in een ideale situatie gewerkt: je ontmoet een patiënt, vraagt naar zijn verhaal en krijgt in dat eerste uur een idee hoe zijn psychodynamiek is: wat voor klachten heeft hij, wat voor persoonlijkheid en waardoor zijn die klachten bij deze persoon in deze omstandigheden ontstaan. Dan leg je hem een duiding voor en beziet of hij naar zichzelf wil kijken, of hij een therapie kan verdragen.´ Pas toen Korfage als psychiater in opleiding op de polikliniek werkte, kreeg ze te maken met heel korte interventies. `Aanvankelijk voelde ik me onthand: hoe kies je waar je op ingaat en op welke manier? Ik heb lang gezocht naar een kader, waarbinnen ik me kon bewegen. Toen ik er wat meer greep op kreeg, vond ik het tot mijn verbazing heel leuk om kort te behandelen. Al zint het me niet dat de redenen vaak domweg logistiek zijn: hoe beheersen we die patiëntenstromen. Steeds meer draait om geld en beleid. De patiëntenzorg sec is het ondergeschoven kindje.´Wil iemand voor psychoanalyse in aanmerking komen, dan moet hij aan twee voorwaarden voldoen: hij moet het nodig hebben én het aankunnen. `Iemand die affectief zeer verwaarloosd is, kan geen psychoanalyse verdragen´ zegt Korfage. `Ook mensen die in een crisis zitten, bied je geen analyse aan.´ Maar verder betreurt ze het dat het indicatiegebied voor psychoanalyse door bezuinigingen zo slinkt.Ze heeft weleens een patiënt gehad die volgens de normen niet geschikt was voor analyse. `Door omstandigheden kwam hij toch bij mij in analyse en ik ben ervan overtuigd dat het de maatschappij veel geld heeft gescheeld, aan uitkeringen en ziektekosten. Soms wordt mensen analyse onthouden terwijl ze naar mijn idee alleen op die manier weer op de been kunnen komen. Met een psychotherapie van eenmaal per week is dat niet altijd te doen. Soms heeft iemand het nodig om gebeurtenissen uit het verleden te herhalen met een persoon die hem lange tijd heel regelmatig veiligheid biedt, op een onvoorwaardelijke manier.´In korte behandelingen neemt Korfage de onderliggende problemen gerichter bij de horens. `Ik kijk wat er tussen de patiënt en mij gebeurt. Dat vind ik een trefzekere gids. De ene patiënt laat ik meteen opnemen als hij zegt dat hij een eind aan zijn leven wil maken, bij een ander hóór ik het nauwelijks. Ik ga af op mijn eigen gevoel en dat is gevormd door het psychoanalytisch gedachtegoed. Aan psychische problemen liggen meestal heel vroege ervaringen ten grondslag. Ieder kind heeft het nodig zich woordeloos, onvoorwaardelijk gezien en gerespecteerd te weten. Ieder kind moet leren herkennen en accepteren dat hij een eigen persoon is en dat zijn ouders tekort kunnen schieten en boos kunnen zijn en hijzelf ook, zónder dat de relatie verstoord wordt. Als dat allemaal niet goedgaat, dreigt het kind overspoeld te worden door angsten of stort zijn zelfgevoel in. Hij voelt zich verloren, onbemind, waardeloos, onmachtig. Om zichzelf te redden grijpt hij terug op allerlei strategieën, zoals grootheidsfantasieën over zichzelf of zijn ouders. Ik vertaal die strategieën, die zich ook tussen de patiënt en mij afspelen. Een patiënt die perfectionist is, hoef ik niet te zeggen dat hij dat beter niet kan zijn. Dat weet hij zelf ook wel, dat werkt alleen beschamend, hij voelt dat als een beschuldiging. Maar als hij gaat begrijpen dat hij alsnog bewondering van zijn moeder van vroeger wil, dan kan hij het vruchteloze daarvan inzien, maar ook de voordelen van zo´n strategie accepteren: er is natuurlijk niets tegen een perfectionistische boekhouder.´ `Als het schip een paar graden koers wijzigt, kijkt de patiënt al op heel andere gebieden uit. Ik vind het verbazend dat mensen - ook als ze fors gestoord zijn - soms van vijf gesprekken zo veel profijt hebben. Ze veranderen niet echt, maar kunnen wel zien: dat moet ik niet doen, want daarmee schaad ik mezelf. Ze krijgen een andere kijk op zichzelf, kijken milder terug op hun verleden en dan reageert hun omgeving ook anders op hen.´Over de generatie psychiaters die nu in opleiding is, maakt Korfage zich ernstig zorgen. `Ze krijgen steeds minder psychotherapie. Juist als je kortdurend moet werken, moet je van de hoed en de rand weten, anders word je een robot. Als je een jaar of dertig bent, weet je niet hoe pijnlijk het is om depressief te zijn. En hoe moet je dat ooit leren als je iemand direct pillen voorschrijft?´Zelf is Korfage niet scheutig met pillen. `Als je net een depressie binnen bereik krijgt, moet je geen tabletjes geven om die weer weg te werken. Maar als iemand diep depressief in een stoel zit en niet meer bereikbaar is, dan is die pil een zegen, alles moet even op een zacht pitje. Bij oude mensen die depressief zijn, vind ik medicatie prima, als het maar geen uitvlucht is om het niet meer over hun teleurstellingen te hoeven hebben. Prozac slikken ontslaat je niet van de plicht om te kijken waardoor je zo depressief bent.´Dat psychoanalyse luxe zou zijn vindt ze onzin. `Natuurlijk, als we allemaal op de vlucht zijn met een zak op de rug - ik heb het zelf meegemaakt - dan heb je wel andere dingen aan je hoofd, dan verdwijnen de persoonlijke verdrietigheden naar de achtergrond. Maar als je in onze samenleving depressief bent, dan is dat een groot probleem. Hoe durft iemand dat een klein probleem te noemen. Ik vind het juist ten hemel schreiend dat er veel te weinig hulp wordt geboden. Soms is psychoanalyse nodig, soms zijn vier, vijf zittingen genoeg en kunnen mensen met hun rugzak weer verder.´

De Freudiaanse verleiding (2)

Intermediair, 27 december 1996

Psychiater / psychoanalyticus te Rotterdam Verstoord gevoelsleven ontgiften ‘Meteen na mijn studie medicijnen ben ik in analyse gegaan en ik had dat honderd procent nodig. Begin jaren zestig was dat. Door mijn eigen analyse ben ik psychoanalyticus geworden. Dat is de enige reden. Dat ik überhaupt durfde te leven kwam door die psychoanalyse.’ Tijdens zijn analyse zat Henk de Kinkelder (1933) in militaire dienst en was hij in opleiding als zenuwarts. Daarna is hij een eigen praktijk begonnen, tot 1973 naast zijn werk op de polikliniek van het Dijkzigt Ziekenhuis. Per dag doet hij zo’n acht analyses. De meeste patiënten betalen hun analyse zelf, ongeveer honderd gulden per uur. ‘Nee, ze zitten niet allemaal goed bij kas’, zegt hij. ‘Sommige mensen hebben er verrekt veel voor over.’ Al achtentwintig jaar werkt De Kinkelder in zijn praktijk aan huis. ‘Wat dat met me doet? Ik zou het nooit willen missen. In de analyses gebeurt niet alleen iets fundamenteels bij je patiënt maar ook bij jezelf. Ik word voortdurend met mijn eigen onbewuste geconfronteerd. Dat ervaar ik als heel positief voor mijn andere werk, de psychotherapieën.’ Het soort patiënten dat De Kinkelder behandelt, is in de loop der jaren sterk veranderd. ‘Aanvankelijk had ik vooral patiënten met neuroses, die ontstaan door stoornissen in de oedipale fase. Deels zijn die weggevangen door de IMP’s Instituten voor Multidisciplinaire Psychotherapie / PdB) en later de Riaggs. Geleidelijk kreeg ik steeds meer patiënten met narcistische of persoonlijkheidsproblematiek, die ontstaat door zeer vroege stoornissen. Tijdens mijn opleiding is daaraan nauwelijks aandacht besteed, omdat zulke patiënten als onbehandelbaar golden. Ze lijden onder veel onbewuste agressie en schaamte. Het zijn mensen die zich eigenlijk heel slecht voelen, met een genadeloze zelfkritiek en een zeer sterke onbewuste strafbehoefte. Die agressie, woede en schaamte komen er in de overdracht tussen patiënt en analyticus uit. Soms is al die woede voor mij heel uitputtend.’ Patiënten met zo’n vroege stoornis vergen veel geduld. Ze moeten zich eerst durven hechten aan hun behandelaar en als ze zich veilig genoeg voelen, kunnen ze hun verstoorde gevoelsleven pas ontgiften. ‘Soms sta je te kijken hoeveel gif mensen in zich hebben. Eén patiënt die ik in psychotherapie heb, een zeer intelligente organisatieadviseur, werpt me almaar voor de voeten dat ik haar alleen om het geld behandel. Onlangs heeft ze tweemaal achter elkaar vlak van te voren afgezegd. Laatst zat ze een uurlang met haar voet tegen een tafeltje te tikken. Toen kreeg ik die boosheid eindelijk een beetje te pakken. Ze schoot uit: “U woont in het verkeerde stuk van de stad, u gedraagt zich belachelijk, u heeft een verkeerde das aan, u ziet er niet uit en deze kamer is ook shit!” Toen ze uitgeraasd was, verzuchtte ze: “Hè, hè, eindelijk ben ik boos, maar wat heb ik eraan?” Maar aan het eind van de sessie zei ze: “Het gekke is dat ik nu al weet dat ik vannacht beter slaap.” Deze mevrouw is doodongelukkig. Ze is succesvol, maar kan er niet van genieten. Ze heeft een verschrikkelijke jeugd gehad. Haar ouders converseerden alleen maar met elkaar, ze hadden allebei topfuncties en spraken onafgebroken over hun successen. Met een analyse zou deze patiënt verder komen, maar dat durf ik niet eens voor te stellen. Het is een enorm ingrijpende behandeling, iemand moet er echt veel voor over hebben.’ Unverfroren Freudianen zijn tegenwoordig zo goed als uitgestorven. Ook De Kinkelder beschouwt zichzelf niet als een klassieke psychoanalyticus. Van Freuds theorieën is in de moderne psychoanalyse nog wel veel over, zegt hij, maar er zijn ook veel nieuwe inzichten ontwikkeld. ‘Juist van die vroege stoornissen had Freud geen kaas gegeten. Hij dacht dat behandeling daarvan niet haalbaar was. Maar de analyse van overdracht en van de weerstanden die daarin spelen, stamt rechtstreeks van Freud, en ook de tegenoverdracht: het voelen en analyseren van je eigen emoties ten opzichte van de patiënt. Al werd dat aanvankelijk als een hinderlijk verschijnsel gezien. En de analytische setting – dus de analysant liggend op de bank en de analyticus erachter – is een goede vondst.’ Vroeger waren neutraliteit, abstinentie en duiding dé instrumenten van de analyticus, maar dat is wezenlijk veranderd. ‘Die koude spiegel, die ogenschijnlijke objectiviteit, dat is cullaria. Ik heb me daar nooit aan gehouden, en ik denk eigenlijk niemand. Tegenwoordig is een analyticus, ook in de theorievorming, veel meer een betrokken mens. Zijn gevoel is zijn instrumentarium, daarom is tegenoverdracht erg belangrijk. Dat kan ook fout gaan, je kunt uit je analytische rol vallen en boos worden. Maar dat kun je bespreken, mijn ervaring is dat een analysant dat aanvaardt.’ Ondanks de nieuwe ontwikkelingen taant de belangstelling voor psychoanalyse enigszins. De Kinkelder maakt zich daar geen zorgen om. ‘Dat gaat altijd met golfbewegingen. Psychoanalyse is een belangrijke stroming, over de hele wereld zijn er psychoanalytische instituten, onze cultuur is van psychoanalyse doordesemd. Veel mensen die er nog nooit van hebben gehoord weten dondersgoed wat je met een verspreking bedoelt. Ik kan me niet voorstellen dat zo’n belangrijk gedachtegoed verdwijnt.’ Om zijn vertrouwen in de psychoanalyse te onderstrepen zegt hij: ‘Als een gedragstherapeut in moeilijkheden raakt, of zijn vrouw of kind, dan klopt hij vaak bij een psychoanalyticus aan. Dat vind ik altijd heel typisch. Ik heb ook veel psychiaters in analyse gehad, niet in leeranalyse maar voor zichzelf.’ De Kinkelder is ervan overtuigd dat mensen gelukkiger kunnen worden door psychoanalyse. ‘Ze krijgen beter contact met hun eigen gevoel, worden tevredener met wat ze hebben bereikt en raken verzoend met hun verleden dat hen getraumatiseerd heeft.’ In de loop der jaren heeft hij de behoefte om gelukkig te leven groter zien worden. ‘Als de materiële welstand toeneemt, denken mensen eerder: ik moet anders kunnen leven. Ook om zich heen horen ze dat het anders kan. Je kunt het uitdrukken in termen van groei: behandeling brengt gestagneerde emotionele groei weer op gang. Ik heb nooit meegemaakt dat mensen zomaar uit nieuwsgierigheid in therapie gaan. De meesten hebben al een lange weg afgelegd voordat ze bij een therapeut komen. Een van mijn analysanten, een ingenieur die zich overal dwangmatig uitkleedde om zichzelf op knobbeltjes te onderzoeken, kwam pas na vijftien verwijzingen bij mij terecht. Natuurlijk komt het voor dat mensen ten onrechte van behandeling naar behandeling gaan. Maar dat gebeurt in de somatische geneeskunde zeker niet minder. Het vreemde is dat mensen pas oog krijgen voor psychische nood als ze er zelf mee geconfronteerd zijn. Ik geloof helemaal niet dat we gebukt gaan onder de tirannie van de psychologie. Ik geloof dat we meer last hebben van de tirannie van het flink zijn.’    

icon

Babel: gegrepen door geweld

22 oktober 1996

'Een uurlang, of nog langer misschien, heb ik hem staan trappen en schoppen en in die tijd heb ik het leven tot op de bodem gepeild', laat Isaak Babel generaal Pavlitsjenko zeggen in Rode ruiterij. SLAA-lezing over Babels fascinatie voor geweld.

De Freudiaanse verleiding (4)

Intermediair, 27 december 1996

Psycholoog / psychoanalytica in opleiding te HeemstedeInnerlijke kleerscheuren`In de tien jaar dat ik nu de psychoanalytische opleiding doe, heeft de naoorlogse generatie analytici er steeds meer haar stempel op gedrukt´, zegt Marja Wille-Buurman (1955). `Daardoor hebben nieuwe inzichten een plaats gekregen.´`De oudere generatie groeide op in een tijd dat gold: wat de meester zegt is waar. Dat ging niet alleen voor psychoanalytici op, dat was in de hele maatschappij zo. Wij zijn totaal anders opgegroeid dan onze ouders. Moet je voorstellen, onze grootouders kwamen nog uit de vorige eeuw, net als Freud.´Begin jaren tachtig studeerde Marja Wille-Buurman af als klinisch psycholoog. Aansluitend deed ze de opleidingen psychotherapie en groepstherapie en werkte zeven jaar in de psychiatrie. `Maar ik had behoefte aan een uitgebreider theoretisch kader voor de vragen: hoe zitten mensen in elkaar en hoe kun je ze behandelen. Toen ik meer lucht en kennis van de psychoanalyse kreeg, vond ik dat die me het meest bagage bood.´ In 1986 ging ze in leeranalyse en ze deed de vijfjarige theoretische opleiding. `Het was hard werken: ik wilde alles binnen hebben voordat ik kinderen kreeg. Dat is gelukt, ik had m´n schaapjes op het droge: twee therapeutische opleidingen, ervaring in de psychiatrie en de start van de psychoanalytische opleiding.´ Inmiddels heeft ze twee kinderen en doet ze twee analyses onder supervisie. Pas als ze drie analyses heeft afgerond is ze klaar. `Ik smeer het uit om een goed evenwicht te houden tussen werk en moederschap. Ik heb er jaren voor nodig gehad om te zeggen: ik doe gewoon niet meer dan dít.´ Ze is getrouwd met een psychoanalyticus. `Dat zie je wel meer. Je deelt een bepaalde alertheid en nieuwsgierigheid, een verwondering over dingen. Dat is misschien ook wat je in elkaar aantrekt. En verder: mensen die dit vak kiezen komen nogal eens uit een nest dat niet het gelukkigste van de wereld is en dat heeft hen nieuwsgierig gemaakt naar de achtergrond van psychische problemen. Een collega zei eens: "Als ik in een normaal gezin was opgegroeid, was ik nooit psychoanalyticus geworden." Zo boud is het niet altijd, maar iets ervan is waar, ook voor mij.´Een sterk pluspunt van analytici is dat ze zelf in analyse zijn geweest: `Als je je eigen conflicten niet oplost, als je je eigen gevoelens niet kent, dan kun je niet iemand anders helpen om contact te krijgen met zijn gevoelens. Door een geslaagde analyse word je vrijer in denken, voelen en fantaseren. In aanleg blijf je dezelfde persoon, alleen doe je iets aan de belemmeringen die je in jezelf hebt ingebouwd. Je krijg je geen hemelser leven, je gaat alleen meer voelen en je kunt je gevoelens beter verdragen, je kunt er zonder ernstige functiebeperkingen en vreselijke innerlijke kleerscheuren mee omgaan.´Als bestuurslid van de vereniging van opleidingskandidaten heeft ze eraan meegewerkt om de opleiding te vernieuwen. `Het leuke van dit vakgebied is dat het zo in ontwikkeling is. De laatste decennia is bijvoorbeeld het denken over de psychoseksuele ontwikkeling van meisjes sterk veranderd. De oudere generatie analytici beperkt zich vooral tot de klassieke opvatting over penisnijd. Zo ook mijn eerste supervisor, zij is begin deze eeuw geboren. Dat wil niet zeggen dat ik niet ontzettend veel van haar heb geleerd, zij heeft mij de kneepjes van het vak bijgebracht. Die verschillen in generaties zijn ook goed, je leert erdoor relativeren, je leermeesters en jezelf zien als kinderen van een tijd.`Het is niet zo dat het begrip penisnijd totaal betekenisloos is geworden. Als er iets misgaat met de ontdekking van het geslachtsverschil kan het idee "ik heb geen piemeltje" zich als een olievlek over een leven uitbreiden. Overigens kan dat bij jongens ook, maar dan is het "ik heb wel een piemeltje maar dat is niet goed".`Analytici van nu zien de beleving die kleine meisjes van zichzelf hebben als veel veelzijdiger bepaald. Het is ongelooflijk belangrijk dat het meisje door de moeder als volledig seksueel wezentje wordt gezien, dat ze verleidelijk mag zijn en lust mag beleven, voordat ze zich tot de vader richt. Die nieuwe inzichten geven een heel extra dimensie aan het begrijpen van vrouwelijke patiënten. Het is Freud erg nagedragen hoe hij over vrouwen dacht, maar hij heeft zelf al gezegd dat hij misschien de ontwikkeling van de vrouw niet helemaal begreep en dat hij dat overliet aan de mensen na hem.´ Er is niets mystieks aan psychoanalyse, het is ook geen wondermiddel. `Een ernstig gestoorde patiënt kun je niet analyseren, daar is geen sprake van. Hij is opgebouwd uit een heleboel bouwstenen en een fundament dat krakkemikkig is. Het blijft net overeind, maar je moet er niet een steentje uithalen, want dan wordt hij knallend psychotisch of suïcidaal. Als behandelaar moet je weten wat er kan gebeuren als iemands ik-sterkte niet voldoende is. Je moet weten waar je met je vingers vanaf moet blijven. Daarom is het heel goed dat psychoanalytici die geen arts of psychiater zijn een tijdje in de psychiatrie moeten werken.´`Wanneer psychoanalyse wel kan helpen? Als je veel last van jezelf hebt, je ongelukkig voelt óf heel weinig voelt. Als je niet in staat bent een intieme relatie aan te gaan, telkens weer wegloopt of verlaten wordt. Als je symptomen vertoont, zoals voortdurende lichamelijke klachten, leerstoornissen, eetstoornissen of dwangmatig gedrag. Allemaal dingen die iemands leven ernstig kunnen beperken en die veel ziekteverzuim veroorzaken.´De psychoanalyse wordt te weinig op haar merites beoordeeld, vindt Wille-Buurman. `Dat je eens per week met iemand praat is nog enigszins te verkopen, maar dat je zes jaar op de bank ligt en alles vertelt, ook wat in de dagelijkse omgang als vies, verkeerd en verboden wordt beleefd, dat schrikt veel mensen af. Verder wordt psychoanalyse afgedaan met het praktische argument dat het te duur is. Maar dat is heel betrekkelijk, want na een geslaagde analyse functioneren mensen over het algemeen beter in hun werk en als ouder. Dat kan de maatschappij uiteindelijk heel wat kosten besparen.´Psychoanalytici moeten meer naar buiten treden, vindt Wille-Buurman. `Gelukkig raakt de nieuwe generatie analytici daarvan doordrongen. We moeten onze kennis en technieken breder inzetten. Laatst werd er op de school van mijn kinderen aandacht besteed aan pesten. Daaraan kunnen analytici inhoudelijk veel bijdragen. En ook bijvoorbeeld aan het werk van consultatiebureaus en medisch opvoedkundige bureaus. We moeten de buitenwereld meer van ons laten horen. Ook omdat de psychoanalyse een tegenhanger kan vormen voor al die oppervlakkige, geluk belovende boekjes die op de markt verschijnen.´  

Psychiatrie in Albanië

Mentaal, 1 oktober 1996

Toen de Albanese grenzen in 1991 opengingen probeerde de bevolking en masse naar het westen te komen. In omgekeerde richting landden vliegtuigen vol hulpverleners in Tirana. Albanië was exotisch. Maar goederen en goede bedoelingen kunnen gemakkelijk averechts uitpakken. De mislukking van het 'tweelingcontact' tussen de psychiatrische ziekenhuizen van Vlora en Capelle aan den IJssel getuigt daarvan. Over de moeizame samenwerking tussen Albanese en Nederlandse psychiatrie. 'Zo gauw wij op een afdeling opdoken werden de patiënten iets beter behandeld. Het is natuurlijk wel leuk als ineens al die stokken verdwijnen als je binnenkomt. Maar je haalt één stok weg en de volgende dag is er weer een nieuwe. Er wordt in de kliniek in Vlora veel geslagen. Niet alleen als de patiënten agressief zijn. Daarvoor worden ze trouwens veel te grof gemediceerd. Ze zijn heel mak en mat. En ook bangig, want àls ze uit de band springen, worden ze in elkaar geramd. Je zag vaak mensen met blauwe plekken. Als ze wonden hadden lieten ze die stiekem aan ons zien in de hoop dat wij de eerstehulp zouden roepen. Ze hadden goed in de gaten dat ze van ons niks te vrezen hadden. Soms gingen ze achter ons staan om niet geslagen te worden.' In een kantoorkamertje van Bavo Centrum voor Psychiatrie in Capelle aan den IJssel vertellen verpleegkundigen Moniek Snoeks en Evert Boeken over hun uitzending naar Albani‘. Ze zijn een kleine drie maanden daarvoor vervroegd teruggekeerd. Goed voorbereid waren ze niet. Moniek Snoeks: 'Ik wist waarAlbanië lag, wat de hoofdstad was, we hebben een video gezien van Rigo van der Meer, psychiater van PC Joris in Delft. En we hebben vooraf één keer met Hanny Wouters, een verpleegkundige van Artsen zonder Grenzen (AzG), gesproken. Wij volgden haar op in de psychiatrische kliniek van Vlora en zij heeft ons ter plekke ingewerkt.' Begin oktober vorig jaar arriveerden de verpleegkundigen in Vlora, zo'n 150 kilometer ten zuiden van Tirana. Ze zouden op de acute afdeling de observatietechnieken helpen verbeteren en op de chronische afdeling een dagprogramma opstellen. In tolken was voorzien. 'Het was ontzettend armoedig, maar dat is niet het ergste, vooral de houding van de verpleegkundigen, verzorger en schoonmakers viel ons rauw op het dak', zo schetst Moniek Snoeks haar eerste indruk. 'Het interesseert hen geen bal hoe het met de patiënten gaat, ze behandelen hen als dieren, of erger. Eten en pillen geven, meer deden ze niet. De eerste drie maanden hebben we nauwelijks iets anders gedaan dan de eetsituatie op de chronische vrouwenafdeling proberen te verbeteren. Ze kregen één kommetje eten en een stukje brood, er waren geen tafels, geen lepels, ze aten van de grond, ze pikten elkaars eten. Uiteindelijk hebben we een tafel en lepels op de kop getikt. Of die werden gebruikt was vervolgens wel afhankelijk van onze aanwezigheid.'Wie in Albanië eenmaal in een kliniek is opgenomen, komt niet gemakkelijk meer weg. In Vlora zat al jaren een vrouw met wie niets aan de hand is, maar haar pensioen gaat naar haar zoon en die zet het om in drank. Ook zit er een jongen die volgens de Bavo-verpleegkundigen als enige 'diagnose' homoseksualiteit heeft. 'De doktoren ontslaan geen patiënten', zegt Moniek Snoeks. 'De familie levert ze af en komt ze – als ze geluk hebben –ooit weer ophalen. De familie krijgt een soort uitkering, ze schijnt financieel voordeel bij opname te hebben. Hoe dat precies zit, kom je niet te weten, je blijft een buitenlander en je krijgt steeds een ander verhaal te horen.' De Bavo-verpleegkundigen hadden meer contact met de patiënten dan met het personeel. Moniek Snoeks: 'Zij wilden het liefst dat we gewoon meewerkten, want dan namen we ze werk uit handen. Ze hadden absoluut geen behoefte aan advies of suggesties. Je hoeft niet met een therapieprogramma aan te komen, dat is veel te hoog gegrepen. In Albanië hangen de meeste mannen sowieso rond, en dan komen wij uit een westers ziekenhuis met een dagprogramma voor psychiatrische patiënten: jongens, jullie moeten timmeren of puzzelen. Maar als je ze een zo normaal mogelijke dagbesteding wilt bieden, moet je ze laten rondhangen. Het personeel heeft nog nooit een gewoon woord met patiënten gewisseld, dus dat gaat hen echt niet vragen wat ze willen. Eén psychiater beweerde dat ze alle patiënten elke dag ziet. Letterlijk klopt dat, ze kijkt elke dag even de zaal rond.' Op een gegeven moment kreeg het Albanese personeel een beetje genoeg van de Nederlanders. 'En wij van hen', zegt Moniek Snoeks. 'Op alles wat wij voorstelden, zeiden ze: "Jullie hebben makkelijk praten, jullie hebben het zo goed. Ik verdien maar veertig dollar per maand en wij hebben geen geld en geen spullen.“ Maar dat is geen excuus om patiënten onmenselijk te behandelen. In de psychiatrie werken geldt als het laagste in de gezondheidszorg, een beetje verpleegkundige gaat in een algemeen ziekenhuis werken, daar kunnen ze ook gemakkelijker 'bijverdienen'.' Evert Boeken had vanaf het begin twijfels over het project: 'Albanië is veertig, vijftig jaar onderdrukt, het land oriënteert zich net op de kapitalistische samenleving, die mensen hebben wel iets anders aan hun hoofd dan een goeie psychiatrie opzetten. Het is naïef om de psychiatrie te isoleren van de maatschappij. Bovendien hebben ze ons helemaal niet nodig om het anders te doen. Ze weten heel goed dat patiënten kleren aan moeten als het vriest, dat je ze eten moet geven en dat je ze niet moet slaan. Dat is geen kwestie van kennis of ervaring. Wij werden gebruikt om het systeem te houden zoals het is: in hun ogen was hun bereidheid tot verandering al bewezen door onze aanwezigheid. Het probleem is dat niemand verantwoordelijkheid neemt. Tegen het afdelingshoofd kun je wel zeggen dat hij moet zorgen dat patiënten niet worden geslagen, maar als hij zich niet gesteund weet door de directeur, dan gebeurt er niks.'Hoe diep de geschiedenis van terreur in het Albanese volk is ingevreten, wordt nog te vaak miskend. Een volk dat zeer geïsoleerd leefde in krachtige familieverbanden, met daarbuiten alleen een absolutistische staatsmacht, raakt zijn wantrouwen niet zo maar kwijt. Dat duurt generaties. Een land zonder maatschappelijke instituties, als buffer tussen staat en individu ?én als uitgangspunten voor samenlevingsopbouw, biedt geen enkele structuur en veiligheid. Eeuwenlang was het zaak zoveel mogelijk rijkdom te vergaren en connecties te hebben, mensen schatplichtig aan je te maken, en dat is nog steeds zo. Tussen woorden en daden gaapt een kloof, dat is in Albanië heel gewoon. De Bavo-verpleegkundigen kregen voortdurend shows opgevoerd. 'Soms is dat echt amusant', grijnst Evert Boeken, 'bijvoorbeeld het toneelstukje van de overdracht. De directeur van Vlora, Vladimir Cela, was in december 1995 in Nederland en bij terugkomst zei hij: "Vanaf morgen gaan wij ook overdracht invoeren." Wij moesten komen kijken. In een kantoortje zaten drie dokters op een bed en er werden twee verpleegkundigen van de gang geplukt. De overdracht kon beginnen want het publiek was gearriveerd. Het werd een toneelstuk waarin niemand zijn rol kende. De dokters gingen de verpleegkundigen vragen stellen. Vervolgens vroegen ze aan ons: "Is het goed zo? Mag ik nu een keer naar Nederland?" Dat is het hoofddoel, want zo'n reis geeft status. Het is allemaal begrijpelijk maar het is zeer de vraag of het wel zinnig is wat wij daar deden.' 'Als de Albanese psychiatrie dezelfde ontwikkeling moeten doormaken als de onze, dan duurt het honderd jaar voordat er iets verandert', denkt Evert Boeken. 'Ik weet ook niet hoe het verder moet, wij zijn psychiatrisch verpleegkundigen, geen ontwikkelingswerkers. Als je hier iets wilt verbeteren moet je in elk geval te rade gaan bij ontwikkelingshulporganisaties, bij mensen die er verstand van hebben, anders leg je het af tegen dat consumptiegedrag.' In de paar jaar van westerse koestering hebben de Albanezen een sterk cliëntelisme ontwikkeld. Het land draait op westerse hulp. De contacten met het Westen warm houden is topprioriteit. Het is een goede manier om materiële welstand en macht te krijgen, beter dan zelf de handen uit de mouwen te steken. De stroom goederen moet op gang blijven. Het gaat om overleven, ieder voor zich. Volgens de verpleegkundigen heeft Vlora een pakhuis vol spullen uit het Westen, maar dat wordt angstvallig op slot gehouden en lijkt meer op een schatkamer voor de sleutelhouders. Hoe ze hun weldoeners gunstig moeten stemmen weten Albanezen als geen ander. Want ze zijn generaties lang getraind in het verhaal opdissen dat machthebbers of begunstigers willen horen. En openbare zelfkritiek uitoefenen hebben ze op de kleuterschool al geleerd. Mogen elektroshocks alleen worden gegeven aan depressieve patiënten bij wie elke andere therapie heeft gefaald? Goed, dan gebeurt dat zo. Ten minste op papier. Hebben de westerse collega's lucht gekregen van de oleo-terpentine-injecties (een olieachtige substantie die een pijnlijke ontsteking veroorzaakt waardoor de patiënten niet meer kunnen lopen)? Geen probleem, ze worden onmiddellijk verboden. Als er westerse delegaties op bezoek komen, krijgen de patiënten special treatment: warme kleren, schoenen, en het slot gaat van de zaaldeur. Op gewone dagen blijven de pyjama's aan. En hetzelfde geldt voor matrassen: bedplassers krijgen die alleen als er westerse pottenkijkers komen.Maar als westerlingen langer blijven, dan is dat 'zondagsprogramma' nietvol te houden. Moniek Snoeks weet dat er nog steeds oleo-terpentine-injecties worden gegeven. En over de elektroshocks zegt ze: 'Het gaat zonder narcose en zonder spierverslappers.' Aanvankelijk kregen de verpleegkundigen bij hun Nederlandse bazen weinig gehoor voor hun verhalen. Deze vonden dat ze er niet te dramatisch over moesten doen. Per slot van rekening was het tachtig jaar geleden in Nederland niet veel beter. Bavo-manager Hans Kroos zegt: 'Je kunt het Albanese personeel hooguit duidelijk maken dat patiënten mensen zijn voor wie ze aardig moeten zijn. Maardie elektroshocks, eigenlijk vind ik het prima, ze doen tenminste iets, ook al is er af en toe misbruik en wordt het ingezet om patiënten rustig te maken. Maar dan zeggen onze mensen die in Vlora hebben gewerkt: "Jij hebt gemakkelijk lullen, jij hoeft niet in een situatie van tachtig jaar geleden te werken." En het klopt, zij zagen hoe het er dagelijks toegaat. Als ik kom zijn de gebouwens choon, de patiënten gekleed.' De tweede keer dat Hans Kroos en collega-manager Armin Voogt op bezoek kwamen, afgelopen januari, werden ze zorgvuldig geweerd uit de kroeg aan de overkant waar het personeel rondhangt en op de afdelingen mochten ze alleen in gezelschap van hun gastheren komen. DeBavo-verpleegkundigen zetten alles op alles om hun bazen ervan te overtuigen dat hun werk in Vlora zinloos was, maar de Albanezen deden van hun kant hun uiterste best om een goede indruk te maken. 'Als een stel gefrustreerde haantjes liepen we er rond. Wij waren zo goedwillend en enthousiast, hoe kon dat nu? Onze verpleegkundigen hadden een prachtige analyse, maar wij wilden zelf een oordeel vormen. Ten slotte kom je uit bij Albaniës achtergrond. Als je er een paar dagen bent, kom je daar niet achter. Het is jammer dat anderen me er vooraf niet over verteld hebben, dan zouden we er niet op deze manier ingestapt zijn.' De Bavo-verpleegkundigen, die een half jaar zou blijven, zijn voortijdig teruggehaald. En het oorspronkelijke plan om minstens twee jaar verpleegkundigen in Vlora te stationeren is van de baan. Of, en zo ja hoe Bavo haar jumelage met Vlora voortzet is nog de vraag. Het Bavo-avontuur in Vlora was een navolging van de werkwijze van Artsen zonder Grenzen: ter plekke werkend kennis en attitude overdragen. 'Dat leek mij zinvol en haalbaar', zegt Kroos. 'Artsen zonder Grenzen was mijn enige informant. Na de eerste contacten wilden ze met grote spoed weg uit Vlora. Goed, wij gingen het proberen. Het klopt, ik ben geen Oost-Europa-kenner. Maarniemand zei: stink er niet in. Misschien had ik toch met andere oren naar Hanny Wouters moeten luisteren.' Want achteraf is duidelijk dat de veldwerkers van AzG al lang twijfelden aan het nut van ter plekke in Vlora werken. AzG had de verpleegkundige Hanny Wouters in augustus 1994 met een technicus in Vlora gestationeerd. In principe beperkt de organisatie zich tot noodhulp en in Vlora bood ze vooral hulp vanwege de afdeling met open-tbc-patiënten, die in erbarmelijke omstandigheden leefden. Wouters was al bekend met de Albanese psychiatrie: ze had een jaar in de kliniek van de noordelijke stad Shkodra gewerkt. Het uitgebreide rapport dat ze over Vlora schreef – gedateerd op 15 oktober 1995 – is doordrenkt van vermoeidheid en ontgoocheling. De verpleegkundigen zijn niet geschoold in psychiatrie, de lonen zijn laag, de arbeidsomstandigheden slecht en de leiding is armzalig. En directeur Vladimir Cela durft personeel dat verbeteringen dwarsboomt niet te ontslaan omdat hij bang is voor repercussies. Anderen zeggen het wat beeldender: 'Dan wordt hij met dynamiet opgeblazen.' Wouters beschrijft ook hoe alle pogingen om het personeel zelf aan het werk te zetten stukliepen. Toen AzG begin 1995 een gebouw voor bezigheidstherapie had neergezet, zei de directeur dat hij niet met de therapie kon beginnen omdat hij geen materialen had gekregen. AzG wilde dat hij eerst een plan zou maken, maar daartoe bleek hij niet in staat. Uiteindelijk heeft Wouters hem geholpenen half augustus ging de therapie van start. Het personeel begon er enthousiast aan, maar na een maand begon het zich te realiseren dat rehabilitatie leuk is voor een dag of twee, maar daarna is het gewoon hard werken. Ook de technicus liep tegen ongemotiveerd personeel op. De directeur schakelde hem vaak in voor onderhoud omdat zijn eigen mensen het materiaal en de capaciteiten niet zouden hebben. Toen de technicus de onderhoudsmensen van de kliniek om assistentie verzocht bij de bouw van de rehabilitatieruimte, eisten die er extra geld voor. Uit principe doet AzG dat niet, zodat de technicus zich gedwongen zag mensen van buiten het ziekenhuis in te huren. AzG wilde van Vlora af, ze achtte de fase van noodhulp voorbij en zocht een club die het werk kon overnemen. Ze kwam bij Bavo terecht en de deal was snel gemaakt. AzG zou nog negen maanden voor geld zorgen. Van de ervaringen van Hanny Wouters en de technicus had iedereen wijzer kunnen worden, maar AzG ginger wijselijk niet al te uitvoerig op in en Bavo was te gretig om voet aan de grond te zetten in de Balkan. Op z'n zachtst gezegd was het naïveteit – of was het arrogantie? – van de Bavo-managers om te denken dat psychiatrische deskundigheid voldoende is om van nut te zijn in een Albanese kliniek en dat het niet noodzakelijk is enige kennis van het land te hebben. 'Vlora is één grote blooper', vindt inspecteur voor de gezondheidszorg Wil Voogt (geen familie van Bavo-psychiater Armin Voogt). 'Artsen zonder Grenzen had wel erge haast om van Vlora af te komen. En Bavo is er te snel op ingegaan. Er is onvoldoende over nagedacht. Uiteindelijk is het een beetje duur geweest op deze manier, maar ook wel leerzaam. Het PC Joris heeft vanwege de Bavo-ervaringen in Vlora zijn plannen om verpleegkundigen naar Shkodra te sturen laten varen.'Inspecteur Voogt is de drijvende kracht achter de hulp die Nederlandse psychiatrische ziekenhuizen bieden aan Albanese klinieken. Ze is de eerste om toe te geven dat de geheimzinnigheid van het land haar aantrok. 'Na de omwenteling wilde ik er meteen heen. Den Doolaard, hè. In het najaar van 1993 bracht ze haar eerste werkbezoek en inmiddels is ze de tel kwijtgeraakt. 'Veel projecten begonnen als speeltjes voor de directie', zegt ze onomwonden. 'Ze komen heel enthousiast maar ook betrekkelijk naïef tot stand. Maar anders waren ze er helemaal niet geweest.' Illusies maakt Wil Voogt zich niet meer over Albanië: 'Iedereen die in de psychiatrie zit, heeft aan de universiteit in Tirana gestudeerd, zit helemaal in dat oude systeem, in dat rare web van onderlinge verplichtingen. Ze hebben allemaal verborgen agenda's. En dan dat machogedoe van die kerels. Na tien dagen moet ik er echt wegwezen. Ik zou gek worden als ik er drie maanden moest zitten.' Volgens Voogt valt er met de ziekenhuizen in Vlora en Elbassan het slechtste samen te werken. 'Directeur Cela van Vlora is een lafbek, en bovendien', grijnst ze, 'weet ik niet hoe hij aan die nieuwe Renault komt. In de kliniek van de stad Elbassan zijn twee jaar geleden nog zo'n twaalf mensen aan cholera gestorven. De Utrechtse GGD heeft desinfecteringsmiddelen gestuurd, maar een medewerker van Artsen zonder Grenzen zei: 'Daar heb je ook geen moer aan als je het over de stront smeert.' In Shkodra is de – overigens vrouwelijke – leiding stukken beter, maar toch zijn daar de afgelopen winter nog zes mensen doodgevroren, omdat er geen verwarming is en veel ramen geen glas hebben.' 'Ondanks al mijn kritiek is er toch al veel verbeterd sinds ik de eerste keer in Albanië was', zegt Voogt. 'Het is een kwestie van stug doorgaan. Een aantal mensen wil echt wel wat. Enthousiast laat ze een foto zien van een feest dat het Haagse PC Bloemendaal onlangs in de universiteitskliniek in Tirana heeft georganiseerd toen de nieuwe verblijfsruimte gereed was. Blauwgeverfde muren, een houten tafel, waaraan aangeklede mannen met een blikje fris zitten.De tafel is gemaakt door patiënten van Bloemendaal. 'Die tafels zijn illustratief', vindt Voogt. 'Albanese psychiaters lezen in Amerikaanse bladen dat rehabilitatie heel mooi is, daar beginnen ze heel ingewikkelde verhalen over, maar ze vergeten dat ze alleen bedden hebben. Eerst moeten er stoelen en tafels komen – en blijven – zodat mensen tenminste uit bed kunnen.' Aan de Bloemendaalse tafel zijn ter plekke stevig banken gemonteerd zodat het gevaarte de zaal niet meer uit kan. 'Dat is niet overdreven', zegt Voogt, 'in Vlora zijn de afgelopen tijd al heel wat tafels binnengebracht en die waren binnen twee maanden weer verdwenen.' Inmiddels zijn de drie psychiatrische ziekenhuizen – Bloemendaal, Bavo en Joris – die een jumelage hebben gesloten met klinieken in Tirana, Vlora en Shkodra samen met andere betrokkenen verenigd in de Werkgroep Psychiatrie Albanië. In onderling overleg hopen ze beter uit te kunnen maken welke hulp zinnig is en welke niet. De Werkgroep is momenteel betrokken bij de vertaling van psychiatrieboeken en cursusmateriaal in het Albanees en de organisatie van cursussen en trainingen. Welke hulp zinnig is, blijft een moeilijke vraag. Het Netherlands International Health Platform (NihP) – een overleg- en coördinatieorgaan dat op initiatief van het ministerie van gezondheidszorg is opgericht om de kwaliteit te verbeteren van de ondersteuning door Nederlandsegezondheidszorginstellingen aan de Midden– en Oosteuropese gezondheidszorg – is vurig voorstander van jumelages. Mark Euwema, die voor de NihP de ggz onder zijn hoede heeft, beaamt dat het een probleem is dat de Nederlandse instellingen geen verstand hebben van Oost-Europa. 'Daarom zijn wij voor tweelingcontacten. Dan moeten instellingen langdurig met elkaar in zee en de Nederlandse partner moet de moeite nemen zich echt te verdiepen in het ontwikkelingsproces in de regio. Wij richten ons op kadervorming en knowhow-ontwikkeling, niet op materiële assistentie. Met name in landen waar de overheid zelf zwak is zoals in Albanië, is het belangrijk om aan de basis het kader te sterken. En probeer je te beperken in je doelen, zeg ik altijd, dan heb je de meeste kans dat het lukt.' Maar geen garantie. Euwema roert nog een moeilijk punt aan: 'Je moet nagaan of je partners te vertrouwen zijn en kwaliteiten hebben. Dat kan pijnlijk zijn, maar er zit niks anders op. Je kunt niet blijven doormodderen, je bent geen gekke Henkie. Je moet er vertrouwen in hebben, want als het een rotzooitje blijkt te zijn, dan kun je niet doen of je neus bloedt, maar je bent ook niet in de positie om autoritair op te treden ofi emand te ontslaan.' 'Het gaat stapje voor stapje', concludeert Euwema. 'Elk jaar drie, vier, vijf stapjes dat zijn er veertig in tien jaar. Je moet steeds kijken of men het ter plekke aankan, anders moeten de stapjes nog kleiner. En op een gegeven moment groeit er misschien een project uit.' En inspecteur Voogt besluit: 'De mensen in de ziekenhuizen zijn ontzettend blij dat we blijven terugkomen.' De meeste buitenlandse hulporganisaties houden het al snel voor gezien. De keus is: de psychiatrische patiënten in Albanië aan hun lot overlaten of de ergste nood lenigen, waakzaam zijn voor cliëntelisme, met vallen en opstaan kleine stapjes zetten. Nog steeds roepen de meeste betrokkenen braaf dat ze geen missie bedrijven, en dat ze uitgaan van wat de Albanezen zelf willen, maar dat is een loze kreet. Om welke Albanezen gaat het? De minister van gezondheidszorg? De stafleden van de klinieken? Het lagere personeel? De patiënten? Natuurlijk willen Nederlandse hulpverleners de omstandigheden in de psychiatrie veranderen in de richting van hun eigen normen, dat wil zeggen een humanere behandeling van psychiatrische patiënten. Het is trouwens ook moeilijk in te zien welk ander doel hun bemoeienis zou rechtvaardigen.

icon

Bouwput Berlijn

Intermediair, 23 augustus 1996

Het verwende Berlijn is er nog niet aan gewend dat ze geen kunstmatig eiland meer is en geen etalage van het Westen. Na de Wende leken de bomen even tot in de hemel te groeien, maar nu groeit vooral het begrotingstekort.

  • Taal / Language

    • Nederlands
    • English
    • Deutsch
    • Français
  • Boeken

    • Das Schweigen der Frösche
    • De poel
    • About The Pond
    • About Prey. A year of hunting
    • Berichten van een naderend einde (fragment)
    • Beute. Mein Jahr auf der Jagd
    • Blankow oder Das Verlangen nach Heimat
    • Blankow of het verlangen naar Heimat
    • Buit. Een jachtjaar
    • De beleidsmachine
    • De jaagster
    • Doodsberichten
    • Het land van Lely. Reisboek in 103 stukken
    • Kleurrijk ondernemen
    • Leven met hiv
    • Steden zonder geheugen. In het voetspoor van Isaak Babel
    • Stof tot stof
    • SWR-Bestenliste 2010
    • Tatzen im Schnee
    • Van Brody naar Berestetsjko
    • ‘Jochen, schaff dir eine Kuh an’
  • Kranten en tijdschriften

    • Armada
    • Biografie Lemmer-Delfzijl
    • De Gids
    • De Groene Amsterdammer
    • De Jager
    • Denkbeeld
    • Divers
    • Duitslandweb.nl
    • Eigen Huis Magazine
    • Filter
    • Het Oog in 't Zeil
    • Intermediair
    • Literair Nederland
    • Maandblad O
    • Magazine Buit
    • Mainline
    • Markant
    • Mentaal
    • Metro
    • NRC Handelsblad
    • Neue Zürcher Zeitung
    • Nordkurier
    • Psychologie Magazine
    • Seropositief verder
    • Skipr
    • Tijdschrift voor Verzorgenden
    • Trouw
    • Uit&thuis
    • Universiteit Utrecht
    • Universiteit van Amsterdam
    • Vrij Nederland
    • Website BStU
    • de Humanist
    • de Volkskrant
    • ongepubliceerd
    • www.boekvertalers.nl
  • Vertalingen

    • Houthakken. Meesterwerk van Thomas Bernhard
    • Leven met het pistool op tafel
    • Tsjik
    • Een liefde, in gedachten
    • De dief van Bagdad
    • Weidmanns redding
    • We gaan als het donker wordt
    • In andermans handen
    • Het Engelengezicht. Het verhaal van een maffiakiller
  • Onderwerpen

    • Aan het raam
    • Azië
    • Begraafplaatsen
    • Biodiversiteit
    • Bossen
    • Dieren
    • Divers
    • Dood
    • Duitsland
    • Duurzaamheid
    • Fotografie en kunst
    • Gezondheidszorg
    • Jacht
    • Kanalen
    • Klimaat
    • Landschap
    • Levensbeschouwing
    • Literatuur
    • Mensen en dieren
    • Multicultureel
    • Oost-Europa
    • Openbare ruimte
    • Parken
    • Polders
    • Samenleving
    • Vertalen
    • Vertaling
    • Voedselkwesties
  • Series

    • Begraafplaatsen
    • Bossen
    • Columns Metro
    • Columns over jagen
    • Kanalen
    • Parken
    • Polders
  • Trefwoorden

    • Beeldende kunst
    • Begraafplaatsen
    • Berlijn
    • Bossen
    • Dood
    • Drugs
    • Duitsland
    • Germanistiek
    • Gezondheid
    • Isaak Babel
    • Jacht
    • Jongeren
    • Kanalen
    • Landschap
    • Lichaam en geest
    • Literatuur
    • Mens en dier
    • Multicultureel
    • Oekraïne
    • Oorlog
    • Ouderen
    • Parken
    • Polders
    • Psyche
    • Psychiatrie
    • Religie
    • Rusland / Sovjet-Unie
    • Schrijvers
    • Stad
    • Vertalen
    • Ziekte
  • Genres

    • Aufsatz
    • Beschouwing
    • Column
    • Divers
    • Fictie
    • Interview
    • Lezing | optreden
    • Literaire non-fictie
    • Notities
    • Portret
    • Recensie
    • Reportage
    • Vertalingen
  • Jaren

    1996

    Copyright 2014 Venus Premium Magazine Theme All Right Reserved.
    Back to top