• home
  • cv
  • boeken
  • vertalingen
  • agenda
  • contact
  • home
  • cv
  • boeken
  • vertalingen
  • agenda
  • contact
icon

Leven met het pistool op tafel

november 2014

De Duitse schrijver Wolfgang Herrndorf, bekend van de roadmovie Tsjik hield na de fatale diagnose van een hersentumor een digitaal dagboek bij. Zo volgen we hem in zijn moedige, onderzoekende en heftige laatste drie jaar.

De Freudiaanse verleiding

Intermediair, 27 december 1996

‘Zonder psychoanalyse was ik vast aan de drank gegaan’ ‘Eind jaren vijftig ben ik geboren. We hadden thuis een varkensmesterij, vijf hectare grond en zeven koeien. Opa en oma van moederskant woonden bij ons in. Ik was de een na jongste van vijf kinderen. Het idee was dat ik dominee zou worden, dat was de hartewens van mijn vader. Bij ons op de boekenplank stonden alleen boeken over God en over de oorlog. De oorlog heeft in onze familie erg veel geheimzinnigheid teweeggebracht. Mijn vader is tewerkgesteld geweest in Duitsland. Mijn opa was bij de NSB. Hij heeft na 1945 nog een jaar gevangen gezeten. Vroeger had hij een eigen boerderij en in de oorlog kwamen mensen bij hem niet gauw vergeefs om melk of eieren. Mijn vader droeg hem trouwens op handen. Ik heb mijn vader lang gehaat. Zoals hij met mijn moeder omging, dat kon ik niet begrijpen. Ik ging in de stad naar een christelijk lyceum. Gymnasium was de bedoeling, maar het werd havo. Daarna werkte ik een paar maanden in de zwakzinnigenzorg. Mijn vriendin ging in het westen een opleiding kinderverzorging doen, daar ben ik toen ook heengegaan. Ik had veel last van heimwee en na een jaar was ik terug in mijn geboorteplaats. Daar woonden een stel jongens – naar mijn idee van betere komaf – in een pastorie. Ik ben bij hen ingetrokken. We werkten wat, we lazen en dronken veel. Daarna ben ik in de psychiatrie gaan werken, maar al snel ben ik van de opleiding afgezet, omdat ik een veel te grote betweter was. In 1979 verhuisde ik naar X.. Mijn vriendin ging er studeren, we kraakten een pand, en ik wilde filosofie gaan doen, maar moest eerst mijn colloquium halen. Ik zorgde erg slecht voor mezelf. Tijdens mijn studie leidde ik een bohémienachtig bestaan met de blik op de kunst en de filosofie. Ik ging in het zwart gekleed en zat in een Artaud-werkgroep. Wij zouden aan die dorre filosofie weleens een praktijk knopen. We zetten de faculteit op stelten. Na drie jaar ben ik naar Wenen gegaan, alleen, op de motorfiets. Het was een vlucht naar voren. Ik ben er ongeveer een halfjaar gebleven, in een totaal isolement leefde ik daar, al die gevels en façades, geen wonder dat Freud daar zijn theorie heeft ontwikkeld, te midden van al die opgeslotenheid.Terug in X. zette ik met twee vrienden een produktiebedrijfje op in de culturele sector. Het was vrijwilligerswerk. Dat heb ik tweeëneenhalf jaar gedaan. We hoorden bij het alternatieve circuit. We hadden een blaadje, we organiseerden festivals, gaven boekjes uit, maakten een radioprogramma. Wat je jezelf allemaal niet leert. Voor de radio heb ik leren praten, denk ik weleens. Ik heb niet alleen vrienden gemaakt. Ik nam geen blad voor de mond en vergde nogal eens het uiterste van mensen. Inmiddels was ik dertig, mijn relaties liepen slecht, ik had geen gewoon inkomen en woonde nog steeds in een kraakpand. Er moest iets gebeuren, ik vroeg een vriendin om advies, ze raadde me therapie aan. Eens in de week ging ik naar een psychotherapeut, op eigen kosten. Directe aanleiding waren mijn relaties met vrouwen. Ik merkte dat die telkens weer destructieve vormen aannamen, omdat ik de neiging had om me in een relatie af te reageren. Ik was überhaupt iemand die halsstarrig gesloten was. Ik hield afstand, deed cynisch, en was heel rationeel en scherp. Ondertussen was ik natuurlijk die kleine jongen, die zich tekort gedaan voelde. Dat was me door vriendinnen ook al vaak voorgehouden. Na een jaar werd die psychotherapie een beetje begrotelijk en ben ik naar de Riagg gegaan. Daar kwam ook het misbruikverhaal uit mijn jeugd op tafel. Daarvan besefte ik toen nog steeds niet de volle omvang. Eenmaal per week ging ik bij de Riagg in therapie, twee jaar lang. Inmiddels had ik beter inzicht in mijn destructieve gedrag, maar als ik wilde dat de toekomst niet op mijn verleden zou lijken, dan moest ik dieper graven. Ik ben viermaal bij een andere therapeut geweest die onderzocht of psychoanalyse zinvol was. Daar vloog de haat voor m’n vader me ineens weer aan. Ik wilde het heel anders doen dan mijn vader. Dat wil elke jongen, maar ik merkte dat ik daartoe niet in staat was. Op 1 januari 1990 ben ik bij mijn therapeut in psychoanalyse gegaan. Tijdens mijn studie had ik weleens iets van Freud gelezen, maar zelf in analyse gaan is toch iets heel anders. In datzelfde jaar kreeg ik een baan als hoofd marketing bij een culturele organisatie. Ik moest natuurlijk wel vertellen dat ik in analyse zat, maar dat heb ik pas gezegd toen ik al bijna was aangenomen. Ik zag mijn baan als de bekroning van jaren vrijwillig werken in het alternatieve circuit. Maar het liep niet goed met de directeur en na een jaar zat ik weer zonder werk.Mensen vonden het lastig om met mij samen te werken. Ik was onberekenbaar en had altijd een grote bek. Dingen mochten niet lukken. Successtories, dat paste niet, want als het goed gaat, hoef je niet meer getroost te worden. Ik had altijd de behoefte om iemand op sleeptouw te nemen, ik mocht nooit iets voor mezelf alleen doen. Ik pakte veel aan maar was nooit goed in staat iets af te maken. Vanaf begin jaren negentig heb ik op een atelier gewerkt. Ik maakte objecten, had een uitkering en kluste hier en daar wat. Ik had veel troostfantasieën, mijn artistieke bezigheden zijn in dat licht te bezien. Hoor nou, ik ga deftig praten, dat doe ik altijd als ik onzeker ben. Vooral vroeger deed ik dat vaak. Goed, ik ben niet als beeldend kunstenaar opgeleid, maar ik heb het een jaar of vijf, zes gedaan. Met redelijk succes, ik heb zelfs nog een expositie gehad. Maar belangrijker was dat ik door die objecten uitdrukkingsmiddelen voor mijn geschiedenis had gevonden. In die tijd begon ik aan een managementopleiding. Ik wilde weten of ik in de gewone wereld vaardigheden in huis had die ik kon vermarkten. Ik ging weer solliciteren, maar dat liep niet goed. Ik liet me testen en bleek in staat om op buitengewone wijze concentratie en doelmatigheid op te brengen. Ik ben heel snel zonder dat ik scherpte verlies. Uiteindelijk kreeg ik een baan bij een middelgroot adviesbureau. Sindskort voer ik mede de directie. Ik werd uitgenodigd om daarvoor een contract voor vier jaar te tekenen en voelde me net een supervoetballer. Lange tijd heb ik gezocht om te worden wie ik ben. De psychoanalyse kwam op een goed tijdstip. Voor het eerst heb ik het idee dat ik mijn leven in eigen hand heb. Je geluk neemt niet dramatisch toe, je ongeluk neemt niet echt af, alleen weet je je te beperken tot je echte ongeluk, daarmee moet je leven. Voor psychoanalyse moet je gedisciplineerd zijn, open durven staan, een vertrouwensrelatie kunnen aangaan. Je leert de veelheid aan gevoelens en gedachten toe te laten. Dat kan pijnlijk zijn. Je bent zo afhankelijk, dat is het drama van een psychoanalyse. Via de analyticus doorleef je de relaties die je als kind hebt gehad, met je moeder, broer, vader, zus. Het belangrijkste is dat je eerlijk bent en de heftigheid van de tegenstellingen in je gevoelens als kind opnieuw ervaart en accepteert. Dan hoef je niet meer alles weg te duwen. Gevoelens kunnen niet doden, als kind weet je dat niet, dat moet je leren. Het is een groot goed om dat in te zien. Op het platteland spelen seksualiteit, geweld en dood heel anders dan in de stad, veel directer denk ik. De voortplanting bij dieren kan zo hevig zijn: een hengst die een merrie bespringt, een koe die bezwijkt onder een stier. Ik heb eindeloos naar de varkens gekeken, hoe zij het deden. De dood was vanzelfsprekend, er werden regelmatig kadavers opgehaald en naast ons was een slachthuis. Overdag was ik een blij en leergierig kind maar ’s nachts was ik in de ban van de angst, dan kwam mijn broer bij me. Hij was vijf jaar ouder en veel groter en sterker. Mijn grootvader kon niet nalaten pornoboekjes te laten slingeren. Mijn broer wijdde me in toen ik zeven was. Ik wist nog van niks. Ik kreeg wratten op mijn piemel en allerlei aandoeningen. Of er nu op seksueel gebied zo veel meer gebeurde dan wat normaal is tussen twee jongens, weet ik niet eens. In elk geval waren de schuld en schaamte die ik erover voelde enorm. Ik vond het vreselijk en het kan me nog soms overvallen. Als kind heb ik zelfs enkele malen geprobeerd mijn broer ter dood te brengen, en dat moet je letterlijk nemen. Ik stond boven op de hooizolder en gooide een elektriciteitsgeleider naar zijn kop, zo’n wit keramieken ding van ongeveer een kilo. God hielp me ook niet. Hij liet me alleen met mijn broer die me ’s nachts kwam pesten. Eén keer heb ik hem tijdens het avondgebed op mijn knieën om hulp gevraagd. Ik zei: ”God, je komt vanavond langs en zorgt dat het ophoudt, anders geloof ik niet meer in je.” Hij is niet gekomen. Ook mijn ouders hebben me nooit tegen mijn broer beschermd. Mijn vader werkte inmiddels deels buitenshuis op de veemarkt, voor mijn moeder kwamen eerst de varkens, zo leek het, dan de grootouders, dan het huishouden. Ik kon hen niet lastigvallen met mijn kleine probleempjes, waar hád ik het over, alsof ze zeiden, dacht ik weleens: ga een varken neuken jongen. Voor mij is het drama van mijn jeugd dat mijn moeder van mijn broer hield, mijn vader van mijn zus en ik als klein kind aan de geitepin werd gezet zodat ze geen last van mij hadden, want ik liep graag weg. Ik was een gevoelig kind dat naar liefde en aandacht verlangde, zoals elk kind. Ik haatte iedereen, mijn vader, moeder, broers en zusters. Een jaar of tien heb ik niemand gezien. Mijn broers en zussen zijn allemaal daarginds gebleven. Maatschappelijk doen ze het redelijk. Mijn “slechte” broer is getrouwd, kreeg kinderen en kwam erachter dat hij homo was. Ik vind mijn broers en zussen geen buitengewone mensen. Mijn vader wel, die is heel direct. Ik lijk op hem. En nu ik eenmaal de andere krachten in mezelf heb toegestaan, komt mijn moederskant er ook meer uit. Van mooie dingetjes houden, het beschouwelijke. Ik kan uitgebreid met haar kletsen als mijn vader niet thuis is. Wrok voel ik niet meer, ik vind dat mijn ouders het goed gedaan hebben. Ieder huis heeft zijn kruis, zullen we maar zeggen.Culturele aanpassing speelt bij mij een grote rol. Ik ben een boerenzoon, ik kom uit de stront. Nog geen vijf jaar geleden dacht ik: ik had ergens anders geboren moeten worden. Als kind las ik heel veel. Maar de eerste keer dat ik een boekenkast met echte literatuur zag, bij mensen thuis bedoel ik, was ik zeventien. Toch heb ik ook ongelooflijk genoten van de boerderij. Ik heb altijd zelf beesten gehad, geiten, kippen, konijnen, duiven, eenden. Tot mijn zestiende speelde ik boerderijtje. Pas geleden heb ik met mijn vriendin een boerderijtje gekocht in de Ardennen. Nu heb ik een eigen stuk grond. Daar kan ik altijd naartoe. Mijn vriendin leerde ik kennen toen ik anderhalf jaar in analyse was. We hebben een goeie relatie. Zij is nu zwanger. Dat is nog een heel gedoe geweest, want ik heb me vijftien jaar geleden laten steriliseren. Ik had een hekel aan kinderen. In de analyse kwam ik erachter dat ik geen man mocht zijn, niet werkelijk potent mocht zijn, alleen in allerlei troostfantasieën. In een analyse breng je niet de waarheid in kaart, je leert je eigen waarheid begrijpen, die van toen, maar ook – nog belangrijker – die van nu. Het is geen reconstructie van je geschiedenis, maar van je fantasie en gevoelens. Psychoanalyse is een individueel proces: het ging om mijn geheugen en mijn eigen geschiedenis. Het valt niet te massificeren. Ik kan me er niet druk over maken als mensen denken dat psychoanalyse een luxe behandeling is. Ik zie het zo: als je een dak boven je hoofd hebt, brood op de plank en een man of vrouw in je bed, dan is het volgende wat je moet proberen te regelen een psychoanalyse. Ik ben niet zo’n uniek geval. Ik denk dat het aanzienlijk meer mensen goed zou doen dan de vierhonderd die nu in Nederland in analyse zijn. Ik durf dat aantal blind te verhonderdvoudigen. Ik zie zo veel destructief gedrag om me heen, zo veel mensen die slecht voor zichzelf zorgen. Ze volharden in gedragspatronen die samenwerking met anderen onder druk zetten en die hun eigen toekomst verkloten. Ze blijven maar in dat moeras zitten waarin ze al zo lang zitten. Of ze blíjven maar discussiëren zonder te luisteren – een soort verbaal sperma, al die vruchtbaarheid die maar uit die monden stroomt – dat leer je tijdens een psychoanalyse ook af. Veel mensen in leidinggevende posities zouden eigenlijk in psychoanalyse moeten, omdat ze geen idee hebben wat ze anderen allemaal aandoen. Mensen die in analyse zijn geweest hebben een groter besef wie ze zijn en hoe ze geworden zijn wie ze zijn. Nietzsche zei al: word wie je bent. Als dat lukt, dan ben je een bijzonder mens, want daarvan heb je er niet zo veel. Ik ken er nu drie. Vijftienhonderd uur psychoanalyse heb ik ongeveer gehad. Met minder was het niet af geweest. Tien jaar geleden kostte een emotionele verstoring me drie dagen, nu misschien een uur. Ik weet alles veel sneller een plek te geven. Vroeger verviel ik vaak in langdurige semi-depressieve stadia. Ik kan nu goed voor mezelf zorgen. Ik kost de samenleving geen cent meer, ik draag eraan bij. Ik kan nu ergens jaren werken en als ik ergens energie insteek, komt die op een of andere manier weer bij mij terug. Ik blijk mensen te kunnen motiveren, ik ga problemen niet uit de weg, stel vragen zonder te oordelen. Vroeger wist ik het altijd beter en dat riep veel weerstand op. Ik ben geen koning, ik heb geen kapitaal. Dus ik zal het met mensen moeten doen, samenwerken betekent ook voor mezelf zorgen. Ik ben niet de baas van deze wereld. Ach, onzin ook. Soms weet ik het beter dan anderen maar dat doet iedereen. Ik kan nog steeds scherp uit de hoek komen. Toch is er een kleine maar belangrijke nuance tussen scherp zijn en iemand kleineren. Ik ben nu in staat bruggen te bouwen en anderen ertoe te bewegen daaraan mee te werken. Als ik niet in analyse was geweest, dan was ik vast aan de drank gegaan. Dan had ik mijn vriendin niet gehad, geen kind gekregen. Als ik die baan al had gehad, dan zou ik de moeilijkheden op het bureau niet overleefd hebben. Ik had nog iedere dag op mijn atelier gezeten. Somber was ik geweest, halsstarrig gebleven. Misschien zou ik nog steeds gedacht hebben dat ik goud uit stro kon maken.’</p

icon

Insluiper Alzheimer

Denkbeeld, 12 december 2002

'Drie jaar geleden hebben we in onze nieuwjaarsbrief geschreven dat Ted Alzheimer heeft', vertelt Jan. 'Mensen vonden het moedig, maar wij generen ons niet. Moeten wij ons ook nog gaan generen? Kom nou! Het is al erg genoeg dat Ted Alzheimer heeft.

icon

Het enneagram en het maakbare zelf

Intermediair, 8 maart 2001

Het enneagram is een geliefd instrument voor de aanhangers van het Maakbare Zelf. Ook in het bedrijfsleven rukt het op. Het biedt voor elk wat wils, de mensheid overzichtelijk opgedeeld in negen typetjes. Een kritische verkenning.

Luisteren naar je lichaam

de Volkskrant, 30 september 2000

Gezondheid blijft ons zwakke punt. Altijd waakzaam. Voelen we iets? Is dit pijntje voorbode van een ernstige ziekte? We leggen onze ziel en zaligheid in handen van de dokter of de specialist. Maar weten zij zoveel meer dan wij?Het blijft tobben met onze gezondheid. We zijn voortdurend waakzaam: letten op signalen of proberen ze juist te negeren. Als we het aantal uren zouden optellen dat wij ons zorgen maken, zouden we waarschijnlijk steil achterover slaan. In ons diepste wezen schuilt een hypochonder, een angsthaas. En hoe zou het ook anders kunnen, want eens zullen we er aan moeten geloven, eens worden we krakkemikkig of ziek, eens gaan we dood. Maar wanneer? En wat zijn de voorbodes? Ook ernstige en fatale ziektes beginnen met kleine symptomen. Hoe serieus moeten we die nemen? Die vragen maken ieder van ons in de kern onzeker en kwetsbaar.Steeds meer mensen propageren nu een oplossing te hebben gevonden voor die basale onzekerheid over hun gezondheid: luisteren naar je lichaam. Als een duveltje komt het advies uit een doosje, overal om me heen hoor ik het. Ik stel het me even voor, daar zijn we dus allemaal mee bezig, op verloren momenten, tijdens een vergadering, op de fiets, in de file, in bed, op de bank of onder het hardlopen, telkens leggen we ons oor bij ons eigen lichaam te luisteren.Maar wat horen we dan? Ik heb het laatst eens systematisch geprobeerd en ik werd er niet vrolijk van. Ik luisterde goed en was op sterven na dood: pijn in m´n linkerzij, in m´n rechterzij, in m´n hartstreek, in m´n bekken, in m´n gewrichten, pijn in m´n borsten, aan m´n oogbollen, in m´n kop en aan m´n voetzolen. Elk lichaamsdeel, elke plek waar ik een orgaan vermoed, speelde de laatste tijd wel eens op. Als ik naar mijn lichaam zou luisteren, zit ik elke week bij de dokter. Beter word ik daar niet van. Integendeel. Mijn neiging tot hypochondrie zou welig tieren, ik zou bezeten raken en het zou bergafwaarts met me gaan.Het advies `luisteren naar je eigen lichaam´ is onzinnig. Want wie luistert er dan eigenlijk? De eigenaar van het lichaam, het subject, ik. Maar wat is dat precies? Mijn geest? En waar zetelt die? In mijn hersenen? Maar wordt vanuit mijn hersenen ook mijn lichaam niet bestuurd?Nee, er is geen onafhankelijke instantie in mij die zich objectief over mijn lichaam kan buigen. Ik ben geen vrije onstoffelijke geest die in het bezit is van een lichaam dat allerlei sensaties heeft. Ik ben lichaam, ik ben geest, in één onontwarbare kluwen. En mijn gezondheid is geen louter lichamelijke aangelegenheid. Mijn gezondheid, dat ben ik. Van top tot teen, met huid en haar, van het zwaarste stofje dat in me is tot de ijlste energie of trilling. Wie dit als softe kletspraat terzijde schuift, is een ouderwetse diehard. Hersenonderzoek wijst namelijk al langer in die richting: het is niet zo dat we met ons verstand denken, met onze geest dingen herinneren en dat we met ons lichaam voelen en ervaren. Het is oneindig veel ingewikkelder. Elke beweging in ons lichaam beïnvloedt onze geest en omgekeerd. Meestal is niet eens duidelijk wat oorzaak is en wat gevolg.Misschien is de tweedeling in lichaam en geest wel het hardnekkigste dualisme waarmee wij westerlingen behept zijn. Bijna elke poging eraan te ontkomen strandt, omdat het is ingesleten in onze taal, in onze begrippen, in de manier waarop wij naar de wereld kijken. Maar daarmee is het nog geen werkelijkheid. Het is een achterhaald model. En voor ons begrip van gezondheid is het ronduit rampzalig.Als we `luisteren naar ons lichaam´ resoneert alles wat we zijn mee, ook onze persoonlijke geschiedenis, onze verwachtingen, angsten. Maar wat gebeurt er als een arts naar ons lichaam luistert, met stethoscoop  - om bij het luisteren te blijven - en met allerlei onderzoek? Hij vindt een fysiologische oorzaak voor de klacht, of niet. Dat is alles. Als hij niets vindt is dat vaak een bron van misverstanden en onenigheid. De patiënt blijft overtuigd van een lichamelijke oorzaak van zijn klacht, de dokter denkt dat het psychisch is. En allebei dwalen ze: de patiënt in het denkbeeld dat een lichamelijke oorzaak werkelijker is; de dokter in de opvatting dat als hij niets vindt het dus niets kan zijn. Strikt genomen kan hij hooguit zeggen: ik weet het niet.Feit is dat huisartsen slechts bij dertig procent van de mensen die met klachten bij hen komen lichamelijke afwijkingen vinden. Daar zouden ze beter opener over kunnen zijn. Dan zouden ze ook patiënten niet gevangen houden in het primaat van het biomedische model. Dan zouden ze een reëler beeld schetsen van hun werkterrein: ze zijn er niet om ons gezond te maken, ze kunnen alleen soms fysiologisch te traceren ziekten genezen, en vaker kunnen ze klachten en kwaaltjes verhelpen. Maar nog veel vaker niet.Natuurlijk, de medische wetenschap gaat vooruit, hoewel de laatste tijd niet meer zo hard en spectaculair. Nieuw ontdekte ziekten en nieuw ontdekte oorzaken van oude ziekten dienen zich aan en ze blijken steeds dieper in het menselijk wezen verstopt, in ons immuunsysteem, in ons zenuwstelsel, in onze genen. Te genezen zijn ze meestal niet, alleen te verzachten en vertragen. We ontdekken dat ze verweven zijn met onze geest. Dachten we dat we er al bijna waren? Niks ervan. Het is alsof we onze hoogmoed ingewreven krijgen. Keer op keer wordt ons dualisme gelogenstraft.In de jaren twintig beschouwden medici mensen met multiple sclerose als geestesziek. Nu doen velen dat -in iets voorzichtiger bewoordingen weliswaar - met het chronisch vermoeidheidssyndroom, met whiplash en met allerlei onverklaarbare ziekten en onduidelijke ziektebeelden, ook wel samengevat onder de term `modeziekten´. Maar daarmee overspelen ze hun hand. Want hoe weten zij nu of er niets aan de hand is? Onze kennis is zeer beperkt en niemand weet, wat we allemaal niet weten. Daarvan hebben we nu juist geen idee en dat is principieel zo. Wie weet wat voor nieuwe terrreinen, vergezichten en dimensies zich in de toekomst nog ontsluiten. Dat is altijd zo gegaan.Medici hebben dus maar een beperkt oor om naar ons lichaam te luisteren. En alternatieve genezers, hebben die betere oren? Dat denken ze wel, ze zijn het tot nu toewaarschijnlijk van harte met me eens: de mens is een geheel, lichaam en geest horen bijeen, dat beweren zij ook altijd. Zij zullen nooit zeggen dat het niets is als er geen lichamelijk mankement te vinden is. Dat lijkt edel, maar ook de alternatieven vergalloperen zich. Probleem is namelijk dat zij veel te veel menen te horen, zij zien overal verbanden, betekenis en zin, soms zelfs tot in vorige levens toe. Op basis van oppervlakkige overeenkomsten of vergezochte analogieën. Wie keelklachten heeft, lijdt al gauw aan verstopte creativiteit, en mogelijke oorzaken van tumoren vinden ze gemakkelijk terug in iemands levensloop. Bewijzen ontbreken, maar het klinkt fraai en bevredigt onze diepgewortelde behoefte aan symboliek en betekenis. Dus geloven we hun geneeskunstige ideologie. We worden bekeerlingen, gaan de zin van ons ziek zijn inzien, of we worden zelfs dankbaar dat deze ziekte op ons pad is gekomen. Maar beter worden we niet. En mochten we toch beter worden, dan is het maar zeer de vraag wat daarvan de oorzaak is. Ergens tussen lichaam en geest ligt het antwoord, maar doorgaans weet niemand waar. Ook alternatieve genezers niet.Holisme lijkt reëler dan dualisme: de mens is lichaam en geest - en ziel en levensloop en vorig leven voor mijn part - maar dat betekent nog niet dat we weten hoe we in elkaar steken. Integendeel, dat is juist het grootste probleem: hoe die eindeloos vele factoren die een mens uitmaken, en die we maar zeer gebrekkig kennen, op elkaar inwerken. En als we dat al ooit helemaal zullen doorgronden- wat mij sterk lijkt - dan zijn we nog geen stap verder met de vraag wat de betekenis en zin van dit alles is.Het dualisme van lichaam en geest vormt een krakkemikkig model van de mens. Zelfs Descartes zat er al mee in zijn maag, hij kwam met de verlegenheidsoplossing van de pijnappelklier: daar zouden de twee elkaar raken. Maar dat loste natuurlijk niets op. Hij sloot het probleem alleen maar op in een klier. Vier eeuwen later kampen we er nog steeds mee. Het wordt tijd dat het dualisme op de helling gaat, tijd voor een frisse kijk op de mens. Want pas als we onszelf als een geheel zien en niet als een wezen dat is opgesplitst in een lichaam en een geest, doen we onszelf recht.Pas dan krijgen we ook een reëlere kijk op onze gezondheid, omdat we pas dan inzien dat onze gezondheid niet ons lichaam is, en dat we ons lichaam niet naar believen met onze geest kunnen besturen. Misschien komen we er dan ook toe onze ziel en zaligheid niet meer in handen van reguliere medici en andere genezers te leggen. We zijn nu eenmaal alleen met onszelf, met die kluwen van lichaam en geest, niemand kan de verantwoordelijkheid van ons overnemen. Anderen kunnen alleen maar wat aan ons sleutelen. Chemotherapie of niet? De dokter kan advies geven, een tweede dokter, een derde, maar uiteindelijk is de beslissing aan die ene mens die zijn leven bedreigd weet door de kanker. Uiteindelijk is iedere mens aan zijn lot overgelaten. Letterlijk. Het is een gotspe te denken dat ziekten er niet zouden mogen zijn, dat ze onrechtvaardig zijn of dat ze er zijn opdat wij er iets van kunnen leren. Ze zijn er, zomaar, om niet, omdat ze bij het leven horen, omdat we vergankelijk zijn, omdat we ergens aan doodgaan. Hoe en wanneer dat moment komt, daarop hebben al die uren angsthaastig naar ons lichaam luisteren nauwelijks invloed. 

De Freudiaanse verleiding (3)

Intermediair, 27 december 1996

Psychiater / psychoanalytica te GroningenEen paar graden koers wijzigen`Ik heb altijd met lange en korte behandelingen gewerkt, omdat beide nodig zijn. Ik reageer vanuit dezelfde principes op iemand die in psychoanalyse is, iemand die in een isoleercel zit of in een politiecel, of iemand die van het dak wil springen. Ik doe wel andere dingen, maar mijn manier van kijken is dezelfde.´Ritha Korfage (1935) heeft een lange staat van dienst in de gezondheidszorg. Begin jaren zestig werkte ze als huisarts. Toen ze vier kinderen had, wilde ze meer regelmaat en werd ze psychotherapeut. In 1968 ging ze op het IMP werken, de voorganger van de Riagg. Ze deed de psychoanalyse-opleiding en midden jaren zeventig specialiseerde ze zich ook nog als psychiater. Tot afgelopen mei werkte Korfage bij de Riagg. Nu heeft ze nog een privé-praktijk en doet ze vooral leeranalyses, leertherapieën en supervisies.`Lange tijd heb ik in een ideale situatie gewerkt: je ontmoet een patiënt, vraagt naar zijn verhaal en krijgt in dat eerste uur een idee hoe zijn psychodynamiek is: wat voor klachten heeft hij, wat voor persoonlijkheid en waardoor zijn die klachten bij deze persoon in deze omstandigheden ontstaan. Dan leg je hem een duiding voor en beziet of hij naar zichzelf wil kijken, of hij een therapie kan verdragen.´ Pas toen Korfage als psychiater in opleiding op de polikliniek werkte, kreeg ze te maken met heel korte interventies. `Aanvankelijk voelde ik me onthand: hoe kies je waar je op ingaat en op welke manier? Ik heb lang gezocht naar een kader, waarbinnen ik me kon bewegen. Toen ik er wat meer greep op kreeg, vond ik het tot mijn verbazing heel leuk om kort te behandelen. Al zint het me niet dat de redenen vaak domweg logistiek zijn: hoe beheersen we die patiëntenstromen. Steeds meer draait om geld en beleid. De patiëntenzorg sec is het ondergeschoven kindje.´Wil iemand voor psychoanalyse in aanmerking komen, dan moet hij aan twee voorwaarden voldoen: hij moet het nodig hebben én het aankunnen. `Iemand die affectief zeer verwaarloosd is, kan geen psychoanalyse verdragen´ zegt Korfage. `Ook mensen die in een crisis zitten, bied je geen analyse aan.´ Maar verder betreurt ze het dat het indicatiegebied voor psychoanalyse door bezuinigingen zo slinkt.Ze heeft weleens een patiënt gehad die volgens de normen niet geschikt was voor analyse. `Door omstandigheden kwam hij toch bij mij in analyse en ik ben ervan overtuigd dat het de maatschappij veel geld heeft gescheeld, aan uitkeringen en ziektekosten. Soms wordt mensen analyse onthouden terwijl ze naar mijn idee alleen op die manier weer op de been kunnen komen. Met een psychotherapie van eenmaal per week is dat niet altijd te doen. Soms heeft iemand het nodig om gebeurtenissen uit het verleden te herhalen met een persoon die hem lange tijd heel regelmatig veiligheid biedt, op een onvoorwaardelijke manier.´In korte behandelingen neemt Korfage de onderliggende problemen gerichter bij de horens. `Ik kijk wat er tussen de patiënt en mij gebeurt. Dat vind ik een trefzekere gids. De ene patiënt laat ik meteen opnemen als hij zegt dat hij een eind aan zijn leven wil maken, bij een ander hóór ik het nauwelijks. Ik ga af op mijn eigen gevoel en dat is gevormd door het psychoanalytisch gedachtegoed. Aan psychische problemen liggen meestal heel vroege ervaringen ten grondslag. Ieder kind heeft het nodig zich woordeloos, onvoorwaardelijk gezien en gerespecteerd te weten. Ieder kind moet leren herkennen en accepteren dat hij een eigen persoon is en dat zijn ouders tekort kunnen schieten en boos kunnen zijn en hijzelf ook, zónder dat de relatie verstoord wordt. Als dat allemaal niet goedgaat, dreigt het kind overspoeld te worden door angsten of stort zijn zelfgevoel in. Hij voelt zich verloren, onbemind, waardeloos, onmachtig. Om zichzelf te redden grijpt hij terug op allerlei strategieën, zoals grootheidsfantasieën over zichzelf of zijn ouders. Ik vertaal die strategieën, die zich ook tussen de patiënt en mij afspelen. Een patiënt die perfectionist is, hoef ik niet te zeggen dat hij dat beter niet kan zijn. Dat weet hij zelf ook wel, dat werkt alleen beschamend, hij voelt dat als een beschuldiging. Maar als hij gaat begrijpen dat hij alsnog bewondering van zijn moeder van vroeger wil, dan kan hij het vruchteloze daarvan inzien, maar ook de voordelen van zo´n strategie accepteren: er is natuurlijk niets tegen een perfectionistische boekhouder.´ `Als het schip een paar graden koers wijzigt, kijkt de patiënt al op heel andere gebieden uit. Ik vind het verbazend dat mensen - ook als ze fors gestoord zijn - soms van vijf gesprekken zo veel profijt hebben. Ze veranderen niet echt, maar kunnen wel zien: dat moet ik niet doen, want daarmee schaad ik mezelf. Ze krijgen een andere kijk op zichzelf, kijken milder terug op hun verleden en dan reageert hun omgeving ook anders op hen.´Over de generatie psychiaters die nu in opleiding is, maakt Korfage zich ernstig zorgen. `Ze krijgen steeds minder psychotherapie. Juist als je kortdurend moet werken, moet je van de hoed en de rand weten, anders word je een robot. Als je een jaar of dertig bent, weet je niet hoe pijnlijk het is om depressief te zijn. En hoe moet je dat ooit leren als je iemand direct pillen voorschrijft?´Zelf is Korfage niet scheutig met pillen. `Als je net een depressie binnen bereik krijgt, moet je geen tabletjes geven om die weer weg te werken. Maar als iemand diep depressief in een stoel zit en niet meer bereikbaar is, dan is die pil een zegen, alles moet even op een zacht pitje. Bij oude mensen die depressief zijn, vind ik medicatie prima, als het maar geen uitvlucht is om het niet meer over hun teleurstellingen te hoeven hebben. Prozac slikken ontslaat je niet van de plicht om te kijken waardoor je zo depressief bent.´Dat psychoanalyse luxe zou zijn vindt ze onzin. `Natuurlijk, als we allemaal op de vlucht zijn met een zak op de rug - ik heb het zelf meegemaakt - dan heb je wel andere dingen aan je hoofd, dan verdwijnen de persoonlijke verdrietigheden naar de achtergrond. Maar als je in onze samenleving depressief bent, dan is dat een groot probleem. Hoe durft iemand dat een klein probleem te noemen. Ik vind het juist ten hemel schreiend dat er veel te weinig hulp wordt geboden. Soms is psychoanalyse nodig, soms zijn vier, vijf zittingen genoeg en kunnen mensen met hun rugzak weer verder.´

De Freudiaanse verleiding (2)

Intermediair, 27 december 1996

Psychiater / psychoanalyticus te Rotterdam Verstoord gevoelsleven ontgiften ‘Meteen na mijn studie medicijnen ben ik in analyse gegaan en ik had dat honderd procent nodig. Begin jaren zestig was dat. Door mijn eigen analyse ben ik psychoanalyticus geworden. Dat is de enige reden. Dat ik überhaupt durfde te leven kwam door die psychoanalyse.’ Tijdens zijn analyse zat Henk de Kinkelder (1933) in militaire dienst en was hij in opleiding als zenuwarts. Daarna is hij een eigen praktijk begonnen, tot 1973 naast zijn werk op de polikliniek van het Dijkzigt Ziekenhuis. Per dag doet hij zo’n acht analyses. De meeste patiënten betalen hun analyse zelf, ongeveer honderd gulden per uur. ‘Nee, ze zitten niet allemaal goed bij kas’, zegt hij. ‘Sommige mensen hebben er verrekt veel voor over.’ Al achtentwintig jaar werkt De Kinkelder in zijn praktijk aan huis. ‘Wat dat met me doet? Ik zou het nooit willen missen. In de analyses gebeurt niet alleen iets fundamenteels bij je patiënt maar ook bij jezelf. Ik word voortdurend met mijn eigen onbewuste geconfronteerd. Dat ervaar ik als heel positief voor mijn andere werk, de psychotherapieën.’ Het soort patiënten dat De Kinkelder behandelt, is in de loop der jaren sterk veranderd. ‘Aanvankelijk had ik vooral patiënten met neuroses, die ontstaan door stoornissen in de oedipale fase. Deels zijn die weggevangen door de IMP’s Instituten voor Multidisciplinaire Psychotherapie / PdB) en later de Riaggs. Geleidelijk kreeg ik steeds meer patiënten met narcistische of persoonlijkheidsproblematiek, die ontstaat door zeer vroege stoornissen. Tijdens mijn opleiding is daaraan nauwelijks aandacht besteed, omdat zulke patiënten als onbehandelbaar golden. Ze lijden onder veel onbewuste agressie en schaamte. Het zijn mensen die zich eigenlijk heel slecht voelen, met een genadeloze zelfkritiek en een zeer sterke onbewuste strafbehoefte. Die agressie, woede en schaamte komen er in de overdracht tussen patiënt en analyticus uit. Soms is al die woede voor mij heel uitputtend.’ Patiënten met zo’n vroege stoornis vergen veel geduld. Ze moeten zich eerst durven hechten aan hun behandelaar en als ze zich veilig genoeg voelen, kunnen ze hun verstoorde gevoelsleven pas ontgiften. ‘Soms sta je te kijken hoeveel gif mensen in zich hebben. Eén patiënt die ik in psychotherapie heb, een zeer intelligente organisatieadviseur, werpt me almaar voor de voeten dat ik haar alleen om het geld behandel. Onlangs heeft ze tweemaal achter elkaar vlak van te voren afgezegd. Laatst zat ze een uurlang met haar voet tegen een tafeltje te tikken. Toen kreeg ik die boosheid eindelijk een beetje te pakken. Ze schoot uit: “U woont in het verkeerde stuk van de stad, u gedraagt zich belachelijk, u heeft een verkeerde das aan, u ziet er niet uit en deze kamer is ook shit!” Toen ze uitgeraasd was, verzuchtte ze: “Hè, hè, eindelijk ben ik boos, maar wat heb ik eraan?” Maar aan het eind van de sessie zei ze: “Het gekke is dat ik nu al weet dat ik vannacht beter slaap.” Deze mevrouw is doodongelukkig. Ze is succesvol, maar kan er niet van genieten. Ze heeft een verschrikkelijke jeugd gehad. Haar ouders converseerden alleen maar met elkaar, ze hadden allebei topfuncties en spraken onafgebroken over hun successen. Met een analyse zou deze patiënt verder komen, maar dat durf ik niet eens voor te stellen. Het is een enorm ingrijpende behandeling, iemand moet er echt veel voor over hebben.’ Unverfroren Freudianen zijn tegenwoordig zo goed als uitgestorven. Ook De Kinkelder beschouwt zichzelf niet als een klassieke psychoanalyticus. Van Freuds theorieën is in de moderne psychoanalyse nog wel veel over, zegt hij, maar er zijn ook veel nieuwe inzichten ontwikkeld. ‘Juist van die vroege stoornissen had Freud geen kaas gegeten. Hij dacht dat behandeling daarvan niet haalbaar was. Maar de analyse van overdracht en van de weerstanden die daarin spelen, stamt rechtstreeks van Freud, en ook de tegenoverdracht: het voelen en analyseren van je eigen emoties ten opzichte van de patiënt. Al werd dat aanvankelijk als een hinderlijk verschijnsel gezien. En de analytische setting – dus de analysant liggend op de bank en de analyticus erachter – is een goede vondst.’ Vroeger waren neutraliteit, abstinentie en duiding dé instrumenten van de analyticus, maar dat is wezenlijk veranderd. ‘Die koude spiegel, die ogenschijnlijke objectiviteit, dat is cullaria. Ik heb me daar nooit aan gehouden, en ik denk eigenlijk niemand. Tegenwoordig is een analyticus, ook in de theorievorming, veel meer een betrokken mens. Zijn gevoel is zijn instrumentarium, daarom is tegenoverdracht erg belangrijk. Dat kan ook fout gaan, je kunt uit je analytische rol vallen en boos worden. Maar dat kun je bespreken, mijn ervaring is dat een analysant dat aanvaardt.’ Ondanks de nieuwe ontwikkelingen taant de belangstelling voor psychoanalyse enigszins. De Kinkelder maakt zich daar geen zorgen om. ‘Dat gaat altijd met golfbewegingen. Psychoanalyse is een belangrijke stroming, over de hele wereld zijn er psychoanalytische instituten, onze cultuur is van psychoanalyse doordesemd. Veel mensen die er nog nooit van hebben gehoord weten dondersgoed wat je met een verspreking bedoelt. Ik kan me niet voorstellen dat zo’n belangrijk gedachtegoed verdwijnt.’ Om zijn vertrouwen in de psychoanalyse te onderstrepen zegt hij: ‘Als een gedragstherapeut in moeilijkheden raakt, of zijn vrouw of kind, dan klopt hij vaak bij een psychoanalyticus aan. Dat vind ik altijd heel typisch. Ik heb ook veel psychiaters in analyse gehad, niet in leeranalyse maar voor zichzelf.’ De Kinkelder is ervan overtuigd dat mensen gelukkiger kunnen worden door psychoanalyse. ‘Ze krijgen beter contact met hun eigen gevoel, worden tevredener met wat ze hebben bereikt en raken verzoend met hun verleden dat hen getraumatiseerd heeft.’ In de loop der jaren heeft hij de behoefte om gelukkig te leven groter zien worden. ‘Als de materiële welstand toeneemt, denken mensen eerder: ik moet anders kunnen leven. Ook om zich heen horen ze dat het anders kan. Je kunt het uitdrukken in termen van groei: behandeling brengt gestagneerde emotionele groei weer op gang. Ik heb nooit meegemaakt dat mensen zomaar uit nieuwsgierigheid in therapie gaan. De meesten hebben al een lange weg afgelegd voordat ze bij een therapeut komen. Een van mijn analysanten, een ingenieur die zich overal dwangmatig uitkleedde om zichzelf op knobbeltjes te onderzoeken, kwam pas na vijftien verwijzingen bij mij terecht. Natuurlijk komt het voor dat mensen ten onrechte van behandeling naar behandeling gaan. Maar dat gebeurt in de somatische geneeskunde zeker niet minder. Het vreemde is dat mensen pas oog krijgen voor psychische nood als ze er zelf mee geconfronteerd zijn. Ik geloof helemaal niet dat we gebukt gaan onder de tirannie van de psychologie. Ik geloof dat we meer last hebben van de tirannie van het flink zijn.’    

De Freudiaanse verleiding (4)

Intermediair, 27 december 1996

Psycholoog / psychoanalytica in opleiding te HeemstedeInnerlijke kleerscheuren`In de tien jaar dat ik nu de psychoanalytische opleiding doe, heeft de naoorlogse generatie analytici er steeds meer haar stempel op gedrukt´, zegt Marja Wille-Buurman (1955). `Daardoor hebben nieuwe inzichten een plaats gekregen.´`De oudere generatie groeide op in een tijd dat gold: wat de meester zegt is waar. Dat ging niet alleen voor psychoanalytici op, dat was in de hele maatschappij zo. Wij zijn totaal anders opgegroeid dan onze ouders. Moet je voorstellen, onze grootouders kwamen nog uit de vorige eeuw, net als Freud.´Begin jaren tachtig studeerde Marja Wille-Buurman af als klinisch psycholoog. Aansluitend deed ze de opleidingen psychotherapie en groepstherapie en werkte zeven jaar in de psychiatrie. `Maar ik had behoefte aan een uitgebreider theoretisch kader voor de vragen: hoe zitten mensen in elkaar en hoe kun je ze behandelen. Toen ik meer lucht en kennis van de psychoanalyse kreeg, vond ik dat die me het meest bagage bood.´ In 1986 ging ze in leeranalyse en ze deed de vijfjarige theoretische opleiding. `Het was hard werken: ik wilde alles binnen hebben voordat ik kinderen kreeg. Dat is gelukt, ik had m´n schaapjes op het droge: twee therapeutische opleidingen, ervaring in de psychiatrie en de start van de psychoanalytische opleiding.´ Inmiddels heeft ze twee kinderen en doet ze twee analyses onder supervisie. Pas als ze drie analyses heeft afgerond is ze klaar. `Ik smeer het uit om een goed evenwicht te houden tussen werk en moederschap. Ik heb er jaren voor nodig gehad om te zeggen: ik doe gewoon niet meer dan dít.´ Ze is getrouwd met een psychoanalyticus. `Dat zie je wel meer. Je deelt een bepaalde alertheid en nieuwsgierigheid, een verwondering over dingen. Dat is misschien ook wat je in elkaar aantrekt. En verder: mensen die dit vak kiezen komen nogal eens uit een nest dat niet het gelukkigste van de wereld is en dat heeft hen nieuwsgierig gemaakt naar de achtergrond van psychische problemen. Een collega zei eens: "Als ik in een normaal gezin was opgegroeid, was ik nooit psychoanalyticus geworden." Zo boud is het niet altijd, maar iets ervan is waar, ook voor mij.´Een sterk pluspunt van analytici is dat ze zelf in analyse zijn geweest: `Als je je eigen conflicten niet oplost, als je je eigen gevoelens niet kent, dan kun je niet iemand anders helpen om contact te krijgen met zijn gevoelens. Door een geslaagde analyse word je vrijer in denken, voelen en fantaseren. In aanleg blijf je dezelfde persoon, alleen doe je iets aan de belemmeringen die je in jezelf hebt ingebouwd. Je krijg je geen hemelser leven, je gaat alleen meer voelen en je kunt je gevoelens beter verdragen, je kunt er zonder ernstige functiebeperkingen en vreselijke innerlijke kleerscheuren mee omgaan.´Als bestuurslid van de vereniging van opleidingskandidaten heeft ze eraan meegewerkt om de opleiding te vernieuwen. `Het leuke van dit vakgebied is dat het zo in ontwikkeling is. De laatste decennia is bijvoorbeeld het denken over de psychoseksuele ontwikkeling van meisjes sterk veranderd. De oudere generatie analytici beperkt zich vooral tot de klassieke opvatting over penisnijd. Zo ook mijn eerste supervisor, zij is begin deze eeuw geboren. Dat wil niet zeggen dat ik niet ontzettend veel van haar heb geleerd, zij heeft mij de kneepjes van het vak bijgebracht. Die verschillen in generaties zijn ook goed, je leert erdoor relativeren, je leermeesters en jezelf zien als kinderen van een tijd.`Het is niet zo dat het begrip penisnijd totaal betekenisloos is geworden. Als er iets misgaat met de ontdekking van het geslachtsverschil kan het idee "ik heb geen piemeltje" zich als een olievlek over een leven uitbreiden. Overigens kan dat bij jongens ook, maar dan is het "ik heb wel een piemeltje maar dat is niet goed".`Analytici van nu zien de beleving die kleine meisjes van zichzelf hebben als veel veelzijdiger bepaald. Het is ongelooflijk belangrijk dat het meisje door de moeder als volledig seksueel wezentje wordt gezien, dat ze verleidelijk mag zijn en lust mag beleven, voordat ze zich tot de vader richt. Die nieuwe inzichten geven een heel extra dimensie aan het begrijpen van vrouwelijke patiënten. Het is Freud erg nagedragen hoe hij over vrouwen dacht, maar hij heeft zelf al gezegd dat hij misschien de ontwikkeling van de vrouw niet helemaal begreep en dat hij dat overliet aan de mensen na hem.´ Er is niets mystieks aan psychoanalyse, het is ook geen wondermiddel. `Een ernstig gestoorde patiënt kun je niet analyseren, daar is geen sprake van. Hij is opgebouwd uit een heleboel bouwstenen en een fundament dat krakkemikkig is. Het blijft net overeind, maar je moet er niet een steentje uithalen, want dan wordt hij knallend psychotisch of suïcidaal. Als behandelaar moet je weten wat er kan gebeuren als iemands ik-sterkte niet voldoende is. Je moet weten waar je met je vingers vanaf moet blijven. Daarom is het heel goed dat psychoanalytici die geen arts of psychiater zijn een tijdje in de psychiatrie moeten werken.´`Wanneer psychoanalyse wel kan helpen? Als je veel last van jezelf hebt, je ongelukkig voelt óf heel weinig voelt. Als je niet in staat bent een intieme relatie aan te gaan, telkens weer wegloopt of verlaten wordt. Als je symptomen vertoont, zoals voortdurende lichamelijke klachten, leerstoornissen, eetstoornissen of dwangmatig gedrag. Allemaal dingen die iemands leven ernstig kunnen beperken en die veel ziekteverzuim veroorzaken.´De psychoanalyse wordt te weinig op haar merites beoordeeld, vindt Wille-Buurman. `Dat je eens per week met iemand praat is nog enigszins te verkopen, maar dat je zes jaar op de bank ligt en alles vertelt, ook wat in de dagelijkse omgang als vies, verkeerd en verboden wordt beleefd, dat schrikt veel mensen af. Verder wordt psychoanalyse afgedaan met het praktische argument dat het te duur is. Maar dat is heel betrekkelijk, want na een geslaagde analyse functioneren mensen over het algemeen beter in hun werk en als ouder. Dat kan de maatschappij uiteindelijk heel wat kosten besparen.´Psychoanalytici moeten meer naar buiten treden, vindt Wille-Buurman. `Gelukkig raakt de nieuwe generatie analytici daarvan doordrongen. We moeten onze kennis en technieken breder inzetten. Laatst werd er op de school van mijn kinderen aandacht besteed aan pesten. Daaraan kunnen analytici inhoudelijk veel bijdragen. En ook bijvoorbeeld aan het werk van consultatiebureaus en medisch opvoedkundige bureaus. We moeten de buitenwereld meer van ons laten horen. Ook omdat de psychoanalyse een tegenhanger kan vormen voor al die oppervlakkige, geluk belovende boekjes die op de markt verschijnen.´  

  • Taal / Language

    • Nederlands
    • English
    • Deutsch
    • Français
  • Boeken

    • Das Schweigen der Frösche
    • De poel op shortlist van de Boon 2022
    • About The Pond
    • About Prey. A year of hunting
    • Berichten van een naderend einde (fragment)
    • Beute. Mein Jahr auf der Jagd
    • Blankow oder Das Verlangen nach Heimat
    • Blankow of het verlangen naar Heimat
    • Buit. Een jachtjaar
    • De beleidsmachine
    • De jaagster
    • Doodsberichten
    • Het land van Lely. Reisboek in 103 stukken
    • Kleurrijk ondernemen
    • Leven met hiv
    • Steden zonder geheugen. In het voetspoor van Isaak Babel
    • Stof tot stof
    • SWR-Bestenliste 2010
    • Tatzen im Schnee
    • Van Brody naar Berestetsjko
    • ‘Jochen, schaff dir eine Kuh an’
  • Kranten en tijdschriften

    • Armada
    • Biografie Lemmer-Delfzijl
    • De Gids
    • De Groene Amsterdammer
    • De Jager
    • Denkbeeld
    • Divers
    • Duitslandweb.nl
    • Eigen Huis Magazine
    • Filter
    • Het Oog in 't Zeil
    • Intermediair
    • Literair Nederland
    • Maandblad O
    • Magazine Buit
    • Mainline
    • Markant
    • Mentaal
    • Metro
    • NRC Handelsblad
    • Neue Zürcher Zeitung
    • Nordkurier
    • Psychologie Magazine
    • Seropositief verder
    • Skipr
    • Tijdschrift voor Verzorgenden
    • Trouw
    • Uit&thuis
    • Universiteit Utrecht
    • Universiteit van Amsterdam
    • Vrij Nederland
    • Website BStU
    • de Humanist
    • de Volkskrant
    • ongepubliceerd
    • www.boekvertalers.nl
  • Vertalingen

    • Houthakken. Meesterwerk van Thomas Bernhard
    • Leven met het pistool op tafel
    • Tsjik
    • Een liefde, in gedachten
    • De dief van Bagdad
    • Weidmanns redding
    • We gaan als het donker wordt
    • In andermans handen
    • Het Engelengezicht. Het verhaal van een maffiakiller
  • Onderwerpen

    • Aan het raam
    • Azië
    • Begraafplaatsen
    • Biodiversiteit
    • Bossen
    • Dieren
    • Divers
    • Dood
    • Duitsland
    • Duurzaamheid
    • Fotografie en kunst
    • Gezondheidszorg
    • Jacht
    • Kanalen
    • Klimaat
    • Landschap
    • Levensbeschouwing
    • Literatuur
    • Mensen en dieren
    • Multicultureel
    • Oost-Europa
    • Openbare ruimte
    • Parken
    • Polders
    • Samenleving
    • Vertalen
    • Vertaling
    • Voedselkwesties
  • Series

    • Begraafplaatsen
    • Bossen
    • Columns Metro
    • Columns over jagen
    • Kanalen
    • Parken
    • Polders
  • Trefwoorden

      psyche
  • Genres

    • Aufsatz
    • Beschouwing
    • Column
    • Divers
    • Fictie
    • Interview
    • Lezing | optreden
    • Literaire non-fictie
    • Notities
    • Portret
    • Recensie
    • Reportage
    • Vertalingen
  • Jaren

    • 2022
    • 2021
    • 2020
    • 2019
    • 2018
    • 2017
    • 2016
    • 2015
    • 2014
    • 2013
    • 2012
    • 2011
    • 2010
    • 2009
    • 2008
    • 2007
    • 2006
    • 2005
    • 2004
    • 2003
    • 2002
    • 2001
    • 2000
    • 1999
    • 1998
    • 1996
    • 1995
    • 1994
    • 1993
    • 1992
    • 1991
    • 1990

    Copyright 2014 Venus Premium Magazine Theme All Right Reserved.
    Back to top