• home
  • cv
  • boeken
  • vertalingen
  • agenda
  • contact
  • home
  • cv
  • boeken
  • vertalingen
  • agenda
  • contact
icon

De poel op shortlist van de Boon 2022

januari 2022

NIEUW do 24 maart: Uitreiking van de Boon op Canvas (De Afspraak), Radio 1 (Culture Club vanaf 21.00 u) en VRT NU (19:45 u). ‘Wie wint de Boon?’ Wouter Deprez en Guinevere Claeys over De poel – podcastserie De Standaard Deprez: ‘Het is het verslag van een innerlijke zoektocht, een filosofische zoektocht, geen psychologische, en dat is heerlijk…’ Claeys: ‘…een verademing.’ > luisteren vr 25 februari: Genomineerde Pauline de Bok over De poel > Videoportret VRT, radio 1 > kijken Interview door Wouter Woussen – De Standaard der Letteren, 26-02-2020:             De poel staat op de shortlist van De Boon voor literatuur 2022, de nieuwe Vlaamse prijs voor de beste Nederlandstalige boeken. De jury maakte op vrijdag 14 januari de nominaties bekend in het Radio 1-programma Culture Club in Oostende, evenals die voor kinder- en jeugdliteratuur. Op 24 maart volgt de bekendmaking van de twee winnaars in samenwerking met Canvas – wederom vanuit De Grote Post in Oostende. Hier vind je alles over De Boon, over de genomineerde boeken en de prijsuitreiking: > Shortlist de Boon 2022 Er is ook een publieksprijs voor beide categorieën, waarvoor Belgen en Nederlanders tot en met 20 maart hun stem uit kunnen brengen: > Stem hier op je favoriete boek! Voor de Boon 2022 voor fictie en non-fictie zijn maar liefst 459 titels ingezonden. Daaruit maakte Literatuur Vlaanderen op 17 december de 15 titels van de longlist bekend: > Longlist de Boon 2022         Shortlist Jan Wolkersprijs Eerder stond De poel op de shortlist van de Jan Wolkers Prijs 2021 voor het beste Nederlandse natuurboek. De jury oordeelde op zondag 24 oktober in Vroege Vogels op Radio 1 bij monde van Allard Stapel (WNF) over De poel: …de grote veranderingen in de natuur voltrekken zich ook op het erf van Pauline de Bok in het noordoosten van Duitsland. De poel naast haar huis staat er sinds twee jaar droog, bramen overwoekeren het land. In De poel richt De Bok haar vizier 342 pagina’s lang op de wereld direct om haar heen. In dat miniwereldje worstelt ze met de grote thema’s als het klimaat, jagen – moet je die wasbeer nu schieten of niet? – en de rol van de mens. Zo stelt ze hardop vragen des levens en plaatst ze vraagtekens bij onze ambivalente houding ten opzichte van de natuur. Die vragen behandelt ze op fenomenale wijze, dwalend door haar wereld raak je als lezer steeds meer overtuigd van die ene waarheid die tussen alle droogte en verschraling recht overeind blijft: Pauline de Bok is een groot schrijver.   In De poel trekt Pauline de Bok zich terug in het noordoosten van Duitsland, waar ze rondscharrelt op haar erf, omringd door bossen, meren en industriële landbouw. Ze zoomt in op de levende wezens met wie ze haar plek deelt, van de grote dieren waarop ze jaagt tot het gewemel en gekrioel dat een mensenoog nauwelijks ziet. Gespannen vraagt ze zich af of de boerenzwaluwen wel zullen terugkeren. En waar zijn de fazanten, de wijnbergslakken, de oranjetipjes en de wespennesten gebleven? Of het boomkikkertje? Over Buit: ‘De liefde voor de natuur en – dat lijkt een beetje in tegenspraak met de jacht – de liefde voor dieren spat van de pagina’s.’ — Koen Fillet, Interne Keuken, 9 dec. 2017, vrt Radio De poel in de pers: 2022 24-02 ‘Wie wint de Boon? Wouter Deprez en Guinevere Claeys over De poel’ > deel 2 uit de podcastserie van De Standaard 10-01 ‘…Wie de kauw niet eert, is de specht niet weerd. Maar meteen besefte ik hoe onzinnig zulke ideeën zijn, ook omdat ik net het schitterende boek De poel van Pauline de Bok uit had.’– Hans Cottyn in zijn column in De Standaard 2021 24-12 ‘Pauline de Bok veranderde met De poel definitief de betekenis van het woord tuinboek.’ Sam De Wilde in zijn favorietenlijstje 2021 in De Standaard 23-12 ‘…prachtig en liefdevol zijn de delen waarin ze aarzelt om een wasbeer of een vos dood te schieten.’ Daniel Mulder in het lijstje met de 11 beste natuurboeken van 2021 volgens Roots Magazine 11-12 ‘Met bescheiden ambitie levert de Nederlandse auteur, vertaalster en jaagster een van de relevantste boeken van het jaar af (…) haar literair talent is even groot als haar liefde voor de natuur’ – Sam De Wilde in De Standaard 22-10 ‘[De poel gaat] in alle opzichten de diepte in. De mens, het dier, de plant, boven en onder de grond, praktisch en filosofisch: alle aspecten van De Boks nabije literatuur krijgen een verhaal, een samenhang, een psychologie. Dit boek moet bekroond worden.’ – Daan Stoffelsen over de shortlist van de Jan Wolkers Prijs op Athenaeum.nl 22-10 ‘…razend interessant, zeker gecombineerd met die verstilde observaties van grootse natuur en een prettige zelfreflectie. “Weer snapte ik niet wat ik zag,” schrijft ze dan.’ – Daan Stoffelsen in De Revisor 10-10 Pauline de Bok schreef De poel, genomineerd voor de Jan Wolkers Prijs > Interview in Vroege Vogels 05-10 ‘[Pauline de Bok] schrijft heel mooi over de ambivalente houding van de mens ten opzichte van de natuur. Britten kunnen mooi schrijven over de natuur, dat weten we. Maar De Bok kan dat ook. Het is bijna on-Nederlands goed.’ Bekendmaking shortlist  Jan Wolkersprijs 2021 door jury-voorzitter Jean-Pierre Geelen > Luister Vroege Vogels 01-10 ‘Mooi is vooral de twijfel die haar geregeld overvalt als “mensdier”: doet ze wel het goede voor de natuur om zich heen?’ – Roots Magazine (vijf veertjes) 31-5 ‘In De poel toont schrijver en filosoof Pauline de Bok dat klimaatverandering ook op haar kleine boerenerf in Noordoost-Duitsland voelbaar is. (…) Ze probeert het onbevattelijke van de natuur te doorgronden’ – Filosofie Magazine 15-5 ‘Hoe draaglijk is het als je je, zoals de sensitieve De Bok, zo fabelachtig kunt verplaatsen in de levensdrift om je heen’ – Marijke Laurense in Trouw. Verscheen op 23-5 ook online op De Leesclub van Alles 15-5 ‘Natuur is keihard en dat is ook zo in De poel waarin Pauline de Bok minutieus beschrijft wat er vlak voor haar neus gebeurt' – Clasina van den Heuvel in het Reformatorisch Dagblad 15-5 ‘Als iemand weet hoe het door toedoen van de mens mis kan gaan in de natuur, is zij het’ – Theo Hakkert in de Tubantia 11-5 ‘Pauline de Bok blijkt een natuurliefhebber in hart en nieren. De beschrijvingen van dier en plant en mens zijn ragfijn en opmerkelijk’ – Jako van Gorsel op Visdief.nl 15-3 ‘Meer nog dan in haar vorige boeken zoekt Pauline de Bok in De poel een taal die doordringt in de wereld om ons heen, in het leven van dieren en planten.’ – De Jager 02-1 ‘In De poel zoomt journalist (en jager) Pauline de Bok in de traditie van het Britse nature writing op haast literaire wijze in op het leven op haar erf in Noordoost-Duitsland.’ – Jean Pierre Geelen in de Volkskrant Optredens: 2022 24-03 Bekendmaking van de winnaar van de Boon voor literatuur vanuit De Grote Post in Oosten in samenwerking met Canvas. 14-01 Vanuit De Grote Post in Oostende wordt in het Radio 1-programma Culture Club de shortlist van De Boon voor literatuur 2022 bekendgemaakt en worden de genomineerden geïnterviewd. 2021 24-10 Vanuit de Hortus Botanicus in Leiden wordt tussen 8 en 10 uur de winnaar van de Jan Wolkers Prijs 2021 bekendgemaakt. Vroege Vogels 22-5 Boekhandel De Koperen Tuin, Goes – gesprek met Hein van Kemenade, 14.00 uur > met publiek 16-5 Dominicanen Boekhandel, Maastricht – gesprek met Evelijn de Jong , 11:15 uur > met publiek en op Facebook 15-5 Boekhandel Krings, Sittard – gesprek met Wim Krings > 14.00 uur > met publiek en op Facebook 25-3 De Nieuwe Boekhandel, Amsterdam – gesprek met Bart Leemhuis, 19:30 uur > Facebook En verder: > Kijk naar het 1-minuutfilmpje waarin ik De poel voorstel > Brochure van de Maand van het Natuurboek 2021 – Atlas Contact > Interview in Natuur voor echte lezers, magazine bij de Maand van het Natuurboek > Livestreams op Facebook in verschillende boekhandels (> Optredens) Over jagen: 17-12-2021 Interview op Filosofie.nl door Fleur Jurgens

icon

Afrikaanse zwijnenpest waart door Europa

De Jager, 15 april 2021

Het was een kwestie van tijd, dat wisten alle jagers uit de omgeving: op een dag zou de Afrikaanse varkenspest ook bij ons in Mecklenburg onder het zwartwild uitbreken. Het virus rukte vanuit Polen op en de grens lag maar zestig kilometer verderop. Inmiddels heerst het ruim een half jaar in Brandenburg en Saksen. Hun aantal blijft gestaag stijgen.

icon

Over het vertalen van Herrndorfs weblog

Literair Nederland, 17 februari 2015

Pauline de Bok is de vertaler van Leven met het pistool op tafel ("Arbeit und Struktur") van Wolfgang Herrndorf. Literair Nederland vroeg haar naar de lastigste problemen bij het vertalen van dit boek en naar haar oplossingen.

icon

Leven met het pistool op tafel

november 2014

De Duitse schrijver Wolfgang Herrndorf, bekend van de roadmovie Tsjik hield na de fatale diagnose van een hersentumor een digitaal dagboek bij. Zo volgen we hem in zijn moedige, onderzoekende en heftige laatste drie jaar.

icon

Sleutelen aan een wankel gestel

Vrij Nederland, 14 juli 2001

Ziekenhuizen hebben geen tijd voor oude en dementerende patiënten. En dus schrijft de ene na de andere specialist medicijnen voor zonder te controleren wat zijn collega bij de apotheker laat halen. Veel kwetsbare ouderen overleven dat niet.

icon

Louis Zwiers (2)

ongepubliceerd, 10 mei 2003

Regen en verdriet: Waarin we zijn vrouw in de rolstoel mee uit wandelen nemen, overvallen worden door tranen om haar dode moeder en bij de slijter een paraplu lenen.

icon

Louis Zwiers (1)

ongepubliceerd, 10 mei 2003

Tango in het ouwemannenhuis: Waarin zijn vingers in het wildeweg de oude deuntjes op zijn accordeon proberen te vinden en hij monter zegt: ‘Ik sta de hele dag tot je beschikking.´

Louis Zwiers (5)

ongepubliceerd, 10 mei 2003

'Het is niet in orde aan de achterkant van het leven,' zei Louis Zwiers. Vanaf juni 1997 tot zijn dood ging ik elke week bij de Amsterdamse muzikant (26.8.1921 ­ 10.5.2003) op bezoek in het verpleeghuis Polderburen in Almere en was er getuige van hoe hij langzaam de greep op zijn leven verloor. Audueel geheugen Op zijn linkerjukbeen zit een dikke korst van een schaafwond. 'Ik dacht dat je gezegd had dat je vandaag niet kwam,' zegt hij verbaasd. Hij scharrelt door de kamer: 'Ik was net de fles jenever aan het zoeken, die was ik kwijt.' 'Heeft u hem nu gevonden?' 'Ja. Maar ik ben hem alweer kwijt.' Op de gang zegt hij: 'Ik heb wel een vermoeden wie die fles jenever pakt, maar ja, je doet er niks aan.' Tegen een verzorger begint hij over zijn vrouw, dat hij niet weg mag, dat hij haar niet alleen kan laten. De verzorger belooft dat hij op haar zal letten en tegen mij: 'Het was weer goed raak.' Die schaafwond? 'Ik ben van de week over een paaltje gevallen. Ik liep zeker weer te mijmeren, ik ben zo verstrooid.' Als ik begin te lachen, grijnst hij: 'Ja lach jij maar. Gelukkig genees ik altijd heel snel. Verder had ik niks. Ik ben wel even op de grond blijven liggen. Je schaamt je rot als je daar zo ineens ligt.' 'Heeft iemand u overeind geholpen?' 'Welnee, geen hond,' zegt hij. 'De mensen hebben te veel haast.' En even later: 'Ik herinner me dat het asfalt ineens naar me toe kwam en ik ging steeds harder lopen om de afstand te overbruggen.' Telkens komt die valpartij terug. 'Vroeger ben ik ook vaak gevallen, met die zware instrumenten.' Ik zie hem al zwaaiend van de drank met zijn accordeon of contrabas naar huis proberen te komen. 'Weet je wat zo gek is,' zegt hij plots. 'De tijd. Soms denk ik dat het al avond is. Heb jij dat nu ook?' 'Heel af en toe,' zeg ik. Dan zegt hij: 'Ik weet niet of ze dat daar in het tehuis doen, of ze daar iets met de tijd doen. Eigenlijk verandert het toch maar twee keer per jaar.' Op het laantje in het Bos der Onverzettelijken vertelt hij dat zijn vrouw die ochtend weer zo geschreeuwd heeft. 'Later weet ze er niks meer van, dat is het zieligst, dan is het één hoopje wanhoop.' Ze vloekt en tiert. Vroeger deed ze dat nooit, haar vader was streng katholiek. 'Het is het afstotingsproces, of hoe noem je dat, bij mij is dat ook al begonnen. Nog niet erg, maar daardoor heb ik die verschijnselen, verstrooid en zo. Maar ach, we mogen niet klagen, we lopen hier lekker in de zon.' Die opgewekte aard heeft hij van zijn ouders. 'Veel problemen heb ik thuis niet gehad. Alleen de gewone dingen tussen een jongen en zijn vader.' Toen hij de muziek in ging? 'Ja, dat vond die ouwe aanvankelijk niks. Zij zijn nog weer van een andere generatie dan ik. Ik heb veel commentaar gekregen op hoe ik met mijn dochter omging. Te rommelig was het leven voor haar, vonden veel mensen, te onzeker. Maar ik dacht: het is mijn dochter en ik doe wat ik denk dat goed voor haar is. Zelf vindt ze dat ze een leuke jeugd heeft gehad. Niet om te snoeven hoor, maar ze kan alles. Dan zegt ze: "Kom maar pa, dat doe ik wel even."' Zijn verhalen lopen weer weg in gemompel, hij is de draad kwijt. Soms murmelt hij door, soms ergert hij zich: 'Hè!' 'Het komt wel weer,' sus ik. 'O ja,' zegt hij luchtig. Soms laat ik hem maar praten en hum wat terug. Als hij dat merkt, wil hij meteen weten of hij geen onzin praat. Onder het lopen is hij op zijn best. Hij vertelt over vroeger. 'U hebt een visueel geheugen, zeg ik. 'Vooral audueel,' antwoordt hij en hapert, ergens gaat dat woord fout. 'Als mensen op een afstandje van mij staan te praten zeg ik: "Praat maar niet zo zachtjes, ik versta het toch allemaal."' Hij heeft een absoluut gehoor, zegt hij, en altijd melodietjes in zijn hoofd. Op het fietspad klateren stemmen. Hij staat stil. 'Gek hè,' zegt hij, 'telkens als ik een vrouwenstem hoor moet ik omkijken.' Ik vraag hoe dat komt. 'Ach,' lacht hij, 'met het ouder worden werkt het toch niet meer.' We lopen langs de tuin van Polderburen, twee bewoonsters groeten hem enthousiast. 'Je doet zo makkelijk contacten op in zo'n gemeenschap,' zegt hij met een spottende grijns. 'Gisteren zei ik nog tegen m'n vrouw: "Ik heb helemaal geen zin in mensen." Maar ja, ik zat meteen weer bij zo'n groepje mensen aan tafel met m'n grappen en grollen. Dat is zo'n gewoonte. Het komt ook omdat ik zo dynamisch ben ­ of hoe zeg je dat.' Een gangmaker, iemand die graag gezien is in gezelschap, dat moet hij altijd geweest zijn. Ook ik krijg goeie zin van hem.

Louis Zwiers (6)

ongepubliceerd, 10 mei 2003

'Het is niet in orde aan de achterkant van het leven,' zei Louis Zwiers. Vanaf juni 1997 tot zijn dood ging ik elke week bij de Amsterdamse muzikant (26.8.1921 ­ 10.5.2003) op bezoek in het verpleeghuis Polderburen in Almere en was er getuige van hoe hij langzaam de greep op zijn leven verloor. De schim van Polly Zijn vrouw zit met een betraand gezicht in de huiskamer. Een jonge verzorgster komt met een washandje aan en vraagt lief: 'Mevrouw Zwiers, zal ik uw gezicht even afvegen, anders ziet u er zo behuild uit.' Het mag, zachtjes veegt ze het schoon. Hij komt aanlopen met een baseballpet op zijn hoofd en blijft achter zijn vrouw stilstaan. 'Gaat u nog iets naar voren,' zegt het meisje, 'dan kan uw vrouw u zien.' Hij schuifelt wat verder en strijkt even onhandig met zijn hand langs zijn vrouws wang. Ze strekt haar hand naar hem uit, pakt hem vast en zegt: 'Ik kan er niks aan doen.' 'Ja,' antwoordt hij. En: 'Probeer je dan een beetje te beheersen.' Dan ziet hij mij zitten aan het eind van de tafel. Later verontschuldigt hij zich uitgebreid dat hij mij niet meteen zag. Als hij opstaat, vraagt zijn vrouw: 'Waar ga je naartoe?' Hij mompelt: 'Hier in de buurt, even de situatie opnemen.' 'Misschien ben ik wel dood als je terugkomt,' zegt ze. Hij reageert niet. In de hal vraag ik of hij zijn vrouw niet wil meenemen. 'Nee. Ze moet er maar aan wennen. Soms moet ik voet bij stuk houden, anders is er geen houden aan. Dit is mijn pleziertje. Het gaat gewoon niet, dan begint ze op straat misschien weer te schreeuwen. Vannacht heeft ze verschrikkelijk geschreeuwd. En niets of niemand kan haar tot stilte brengen. Eerst ging ze een of twee keer per week zo te keer, nu wel iedere dag. Het is verschrikkelijk.' Er waait een lekker fris windje. Hij ademt in. 'Hier gaan uw longen te gast.' Ineens denkt hij aan de baseballpet. 'Ik heb nooit zo'n ding gehad, maar ze zeiden: "Zet die nou op, dat staat u zo leuk." Nou ja, goed. Vind je hem staan?' Wat ongemakkelijk voelt hij aan zijn hoofd. Een broer van hem is geopereerd, vertelt hij. 'Ze hebben zijn maag weggehaald en nog andere onderdelen van het spijsverteringskanaal. 'Het is toch jammer dat het zo moet aflopen.' Ik vraag of hij pijn heeft. 'Hij krijgt al morfine.' En even later: 'Ik weet niet of het zo moet gaan. Het is een marteling, kunnen ze nietŠ ach, dat mag ik niet zeggen.' Hij wil iets over zijn drie broers vertellen, maar raakt al snel verstrikt. 'Ik wil twee dingen tegelijkertijd zeggen.' Even later gebeurt het weer. 'Hè, help me nou,' zegt hij lachend en geërgerd. 'Ik kan niet in uw hoofd kijken,' zeg ik slapjes. 'Misschien komt het straks wel weer.' Hij heeft veel last van Polly, zijn dode hondje. Hij draalt voortdurend, kijkt achterom: 'Waar is ie nou?' 'Hij is er niet meer,' zeg ik. Hij lacht: o ja, hoe kan ik toch telkens zo stom zijn. Maar ook soms: o ja, je hebt gelijk, maar toch geloof ik je niet. Waarom zou hij zich op mij verlaten en niet op wat hij zelf ziet? Als hij weer achterom kijkt, moeten we lachen. 'Schiet me maar dood,' zegt hij. Ik druk zijn arm. Koffiedrinken hoeft hij niet. 'Laten we nog maar een eindje lopen,' vindt hij. 'Koffie kan altijd nog, rondlopen met zo'n mooie vrouw niet.' Hij geeft zichzelf met zijn rechterhand een klopje op zijn linkerschouder en lacht schalks: 'Goed zo, Louis!' Op de terugweg vraag ik hem hoe laat het is. Hij kijkt op zijn manchetboord en zoekt de tijd, maar het lukt niet. Ik stroop zijn mouw een beetje op zodat zijn horloge te voorschijn komt. Half twaalf. Met stuurloze vingers prutst hij aan zijn pols. Het gaat niet. 'Kom, we gaan verder,' zeg ik. Voor Polderburen staan twee vrouwen de huisjes te prijzen. 'Mooie woningen, zeggen ze,' schampert hij goedmoedig, 'maar het is wel een bejaardenhuis.' In het zicht van de vrouwen trekt hij snel de baseballpet van zijn hoofd. Ze gaan naar binnnen bij een van de huisjes. Hij loopt achter hen aan. Ze zeggen dat hij met mij mee moet gaan, ik roep hem, maar het helpt niet. Pas als ik hem bij zijn elleboog pak, laat hij zich overhalen. Binnen gooit hij zijn pet meteen op de kapstok en duikt de wc in. Zijn vrouw ziet heel strak en wit. Ik zeg dat we hebben gewandeld en dat haar man even naar de wc is. Ze kijkt dwars door me heen. Als hij binnenkomt, leid ik hem in het blikveld van zijn vrouw. 'Hallo,' zegt hij. 'Hallo,' antwoordt ze en haar gezicht straalt. Ze pakt zijn hand. De volgende week kom ik op zijn verjaardag, zeg ik. Met een lief stemmetje vraagt ze, terwijl ze hem intens blij aankijkt: 'Ben jij jarig volgende week?'

Louis Zwiers (3)

ongepubliceerd, 10 mei 2003

‘Het is niet in orde aan de achterkant van het leven,’ zei Louis Zwiers. Vanaf juni 1997 tot zijn dood ging ik elke week bij de Amsterdamsemuzikant (26.8.1921 – 10.5.2003) op bezoek in het verpleeghuis Polderburen in Almere en was er getuige van hoe hij langzaam de greep op zijn leven verloor. Droom of werkelijkheid Twee onaangeroerde ontbijtbordjesstaan op tafel. Even later schuifelt hij de huiskamer binnen in een donkerblauwe blazer. Op zijn hoofd een geruit hoedje. Een verzorgster zet brood, boter, pindakaas, chocoladepasta en koffie voor hem neer. Hij drinkt en zet het kopje op zijn bord. Dan steekt hij zijn mes in de pot met chocoladepasta. Hij pakt een boterham, ziet dat zijn bord bezet is en legt de snee terug in het mandje. Hij denkt na, trekt wat aan het witte servetje in het broodmandje. In zijn hand nog steeds het mes met de pasta. ‘Ik weet het niet meer,’ mompelt hij. Buiten is hij vrolijk. Hij verontschuldigt zich voor zijn spijkerbroek: ‘Ik heb er een hekel aan, maar hier vinden ze het leuk als ik een spijkerbroek draag.’ Het jasje vindt hij wel mooi. Zijn dochter heeft het gekocht. ‘Ik wil niet opscheppen, maar het is een fantastische vrouw, dat maakt het leven de moeite waard.’ Die ochtend heeft hij ruzie gehad met de buren.‘ Die mensen hebben heel witte gezichten, het zijn net insekten.’ Hij breekt zijn verhaal af: ‘Het moet een droom zijn geweest. Maar als ik ze weer zie weet ik niet of ik echt ruzie heb of niet. Je kunt mensen ook niet vertellen dat je dat euvel hebt, dat begrijpen ze niet. Het is heel vervelend, ik heb geen houvast meer. Die beelden zijn glashelder, elk sprietje. Het is verschrikkelijk, dat gun je geen mens.‘ Even later zegt hij: ‘Wat nou zo vervelend is, naast mij wonen artiesten en ik heb moeilijkheden met ze. Ze hebben zomaar een sloopauto in mijn kamer gezet. Begrijp je dat nou? Dat kan toch niet. De politie wil ik er niet bijhalen. Ik wil geen ruzie met die man.‘ Over het kanaal komt een jacht voorbij. ‘Dat zal heel wat kosten,’ schat hij, ‘zo’n 50.000 gulden. Met zo’n jacht ben ik naar Parijs gegaan, vlak na de oorlog, met Geert de Onberekenbare, die was leider van een ondergrondse. We waren met een groep van een man of acht, negen. Het ging heel langzaam en het was ook nog duur. De boot voer één op één en we moesten steeds vaker geschut worden, op het laatst elk uur.’ Op een gegeven moment ging hij met zijn vrouw en dochter verder per trein. ‘Ik zal het nooit vergeten,’ zegt hij. ‘Ze was zo klein,’ hij houdt zijn hand net boven zijn knie, ‘ik kom de coupé binnen en ze zegt: “Pa, je gulp staat open.”’Hij lacht.Parijs, dat was het avontuur van zijn leven. Met drie muzikanten vormden ze een orkestje en gingen op de bonnefooi de cafés af. ‘Schoolfrans sprak ik, maar ik heb het daar snel bij geleerd. Als je geen Frans spreekt, kun je het vergeten.’< Dat schoolfrans had hij op de ulo geleerd en op de avondhandelsschool. Zijn gedachten dwalen weg. ‘Van die schooltijd is er bijna niemand meer,’ zegt hij ineens. ‘Ik heb nog wel eens nagevraagd. Ze zijn bijna allemaal dood. Dat krijg je op deze leeftijd. Dat vind ik wel eens eng.‘ Na de handelsschool kwam hij op een accountantskantoor. ‘Ik dacht dat ik doodging. Mijn werk kwam neer op documenten wegbrengen. Er zaten allemaal van die bleekneuzen,’ hij gebaart met smalle duim en wijsvinger langs zijn neus. ‘Daarna heb ik nog bij een levensmiddelenbedrijf gewerkt. Dolblij was ik toen ik er wegging. Mijn vader niet.’ Voor kantoorklerk was hij niet geboren, hij ging de muziek in. We lopen naar de Chinese snackbar voor koffie en hij begint naar zijn zakken te tasten. Als ik zeg dat ik wel geld bij me hebt, graait hij des te harder. Hij hoort te betalen, maar zijn jasje is leeg. ‘Zo gek, ik heb acht gulden in mijn zak gestoken vanochtend en nu zijn ze weg. Dat is zo vervelend van het bejaardenhuis, dat er wel eens dingen wegraken.‘ Het laat hem niet meer los. Elf gulden had hij op zak. Nee, het zit niet in een ander jasje. Hij mompelt in zichzelf, en als ik hem wil geruststellen zegt hij: ‘Je begrijpt niet wat ik wil zeggen.’ Hij is afwezig en ongedurig. Er is iets geks met dat geld. Buiten wordt hij rustiger. Bij elk huisje van Polderburen wil hij naar binnen en moet ik hem de goede kant op drijven. Ook de woonkamer herkent hij niet. Ik sta al binnen, hij staat nog in de deur. ‘Komt u maar, meneer Zwiers,’ zegt een verzorgster. ‘Uw vrouw zit hier.’ Ik zet een stoel bij en hij gaat zitten, verdwaasd. Vier weken geleden kon hij zichzelf nog aankleden, vertelt de verzorgster, nu staat hij met zijn arm in de pijp van zijn pyjamabroek. Als ik afscheid neem, is hij al weer in zijn eigen binnenwereld verzonken.

Louis Zwiers (4)

ongepubliceerd, 10 mei 2003

'Het is niet in orde aan de achterkant van het leven,' zei Louis Zwiers. Vanaf juni 1997 tot zijn dood ging ik elke week bij de Amsterdamse muzikant (26.8.1921 ­ 10.5.2003) op bezoek in het verpleeghuis Polderburen in Almere en was er getuige van hoe hij langzaam de greep op zijn leven verloor. Verdwenen routes Zachtjes zingt ze in de huiskamer een oer-Hollandse liedje mee. Over oorlog en verlies. Ze houdt haar hoofd fier rechtop. Haar lichtblauwe ogen zijn gevuld met tranen: 'Šsamen hand in hand, m'n kind'. Ik groet, maar ze ziet me niet. Hij komt aanlopen. Uit het borstzakje van zijn overhemd steekt een zwart kammetje. Naar Almere Haven? Hij vindt het best. Ik wijs naar zijn vrouw en hij geeft haar een zoen op haar wang. Met moeite wurmt hij zich in de auto. De hele weg blijft hij zitten zoals hij is neergekomen. Als ik over een terrasje begin, zoekt hij onrustig naar zijn broekzak. Hij heeft geld bij zich. Dat helpt, maar hij blijft warrig. 'Als ik maar geen bekenden tegenkom, want die beginnen tegen me te ouwehoeren, daar heb ik geen zin in.' Hij wil niets hoeven uitleggen. We rijden langs de begraafplaats, de sluis over, en parkeren aan de haven. 'Ze nemen je tegenwoordig veel te snel je rijbewijs af,' zegt hij. 'Ik zou nog best kunnen rijden.' 'Hebben ze het u afgenomen?' 'Het verloopt,' verklaart hij. 'Zonder auto kom ik er niet toe om naar Almere Haven te gaan. Dat kan niet met mijn vrouw.' We lopen over de kade en hij vertelt over zijn vrouw. 'Het gebeurde van het ene moment op het andere, je begrijpt er niets van. Ze stond bij de televisie en zakte op de grond. Ik ben niet zo subtiel en maakte een grapje. Maar al snel heb ik de avonddokter gebeld.' Dat was in 1992. Over de kade komen we bij de jachthaven, die vol pleziervaartuigen ligt. Als ik afwacht om hem te volgen het centrum in, begint hij te dwalen. Soms tast zijn voet naar een stoeprand. Hij vindt geen oude routes meer. Ze zijn uit zijn geheugen verdwenen. Hier liep hij dag in dag zijn hondje uit te laten, hij groette de mensen, stond stil voor een praatje en een kwinkslag. Hier vlakbij was zijn huis. Maar waar? Hij heeft geen idee, als een vreemdeling doolt hij rond. 'Toen wij voor het eerst in Almere Haven kwamen, stonden er alleen twee caravans,' vertelt hij. 'Verder niks. Dat was een troosteloos gezicht. Mijn broer, die nu zo ziek is, kwam hier wonen. En mijn andere broer ook. De vrouwen hadden meer moeite om te wennen dan wij.' Twee mannen laden drank uit een vrachtwagen en maken grappen, hij vertraagt zijn pas, een verlangen om mee te doen strijkt over zijn gezicht. Een man op een fiets vraagt de weg. 'Rechtsaf de brug over,' zegt hij, omdat hij het hoort te weten. Later blijkt de brug afgesloten. 'Dit is wel de normale route,' zegt hij onzeker en vasthoudend tegelijk. De bruggen hebben namen: Kroegbrug, Kerkbrug. 'Vroeger heetten ze niet zo.' Ineens loopt hij recht op een lantarenpaal af. Ik grijp zijn arm en met een soepele beweging omvat hij de paal met zijn linkerhand. Hij kijkt me triomfantelijk aan, daar heeft hij zich mooi uit gered. 'Sorry,' zeg ik, 'ik dacht dat u er tegenaan liep.' We zoeken de weg terug naar de haven, heel beslist wil hij de verkeerde kant op, maar als ik beslister ben, geeft hij gemakkelijk toe. Het terras aan de haven is niet openbaar, denkt hij. Ik denk van wel. 'Dan zitten we in de zon,' werpt hij tegen. Wil hij ergens anders heen? Nee, het maakt niet uit. Toch is hij maar met moeite richting terras te bewegen. Ik ben net een steelse opdrijver. Ik bén een steelse opdrijver. Ik probeer hem zo in een stoel te krijgen dat hij niet in de zon zit. Vergeefs. Hij ziet helemaal geen stoel. 'Daar,' zeg ik, duw een beetje aan zijn arm en hij komt in de eerste de beste stoel terecht. Nu hij in Almere Haven is, begrijpt hij eigenlijk niet goed hoe hij er is weggeraakt. Zijn vrouw kan niet meer lopen, dat is het. 'Je blijft hopen, tegen beter weten in. Ze ging weer heel erg tekeer vanochtend. Het is zo'n eigenaardig mens.' Vaak krijgt hij haar niet rustig. 'Mijn schoonzoon bekijkt het heel anders dan ik. Veel zakelijker. Ik ben meer een fantast.' 'Een romanticus?' 'Ja,' lacht hij. 'Ik heb altijd veel gelachen, vooral met "dittem" erbij.' Met zijn hand klokt hij een denkbeeldige borrel achterover. Dan praat hij over spijt en dat hij dingen anders had willen doen. Als we Almere Haven uitrijden, zegt hij: 'Het is vreemd dat we het centrum niet hebben gevonden.' En ter vergoeilijking: 'Er zijn er wel vijf.' Dat klopt, er zijn vijf centra in Almere. Hij raakt verstrikt in vage flitsen van herkenning en vreemdheid. We komen in het centrum van Almere Stad terecht. Bedoelde hij dit? Ook niet helemaal. Telkens rijd ik vast in doodlopende straten. 'Het lijkt wel sightseeing Almere,' zeg ik. 'We maken er een dagtocht van,' grapt hij. Weer rijd ik ergens vast. 'Anders stap ik wel uit, hoor,' zegt hij behulpzaam, 'dan loop ik wel.' Op de Cinemadreef vraagt hij jongensachtig: 'Mag ik even rijden?' 'Niks ervan,' zeg ik beslist. Hij grinnikt.

icon

Insluiper Alzheimer

Denkbeeld, 12 december 2002

'Drie jaar geleden hebben we in onze nieuwjaarsbrief geschreven dat Ted Alzheimer heeft', vertelt Jan. 'Mensen vonden het moedig, maar wij generen ons niet. Moeten wij ons ook nog gaan generen? Kom nou! Het is al erg genoeg dat Ted Alzheimer heeft.

  • Taal / Language

    • Nederlands
    • English
    • Deutsch
    • Français
  • Boeken

    • Das Schweigen der Frösche
    • De poel op shortlist van de Boon 2022
    • About The Pond
    • About Prey. A year of hunting
    • Berichten van een naderend einde (fragment)
    • Beute. Mein Jahr auf der Jagd
    • Blankow oder Das Verlangen nach Heimat
    • Blankow of het verlangen naar Heimat
    • Buit. Een jachtjaar
    • De beleidsmachine
    • De jaagster
    • Doodsberichten
    • Het land van Lely. Reisboek in 103 stukken
    • Kleurrijk ondernemen
    • Leven met hiv
    • Steden zonder geheugen. In het voetspoor van Isaak Babel
    • Stof tot stof
    • SWR-Bestenliste 2010
    • Tatzen im Schnee
    • Van Brody naar Berestetsjko
    • ‘Jochen, schaff dir eine Kuh an’
  • Kranten en tijdschriften

    • Armada
    • Biografie Lemmer-Delfzijl
    • De Gids
    • De Groene Amsterdammer
    • De Jager
    • Denkbeeld
    • Divers
    • Duitslandweb.nl
    • Eigen Huis Magazine
    • Filter
    • Het Oog in 't Zeil
    • Intermediair
    • Literair Nederland
    • Maandblad O
    • Magazine Buit
    • Mainline
    • Markant
    • Mentaal
    • Metro
    • NRC Handelsblad
    • Neue Zürcher Zeitung
    • Nordkurier
    • Psychologie Magazine
    • Seropositief verder
    • Skipr
    • Tijdschrift voor Verzorgenden
    • Trouw
    • Uit&thuis
    • Universiteit Utrecht
    • Universiteit van Amsterdam
    • Vrij Nederland
    • Website BStU
    • de Humanist
    • de Volkskrant
    • ongepubliceerd
    • www.boekvertalers.nl
  • Vertalingen

    • Houthakken. Meesterwerk van Thomas Bernhard
    • Leven met het pistool op tafel
    • Tsjik
    • Een liefde, in gedachten
    • De dief van Bagdad
    • Weidmanns redding
    • We gaan als het donker wordt
    • In andermans handen
    • Het Engelengezicht. Het verhaal van een maffiakiller
  • Onderwerpen

    • Aan het raam
    • Azië
    • Begraafplaatsen
    • Biodiversiteit
    • Bossen
    • Dieren
    • Divers
    • Dood
    • Duitsland
    • Duurzaamheid
    • Fotografie en kunst
    • Gezondheidszorg
    • Jacht
    • Kanalen
    • Klimaat
    • Landschap
    • Levensbeschouwing
    • Literatuur
    • Mensen en dieren
    • Multicultureel
    • Oost-Europa
    • Openbare ruimte
    • Parken
    • Polders
    • Samenleving
    • Vertalen
    • Vertaling
    • Voedselkwesties
  • Series

    • Begraafplaatsen
    • Bossen
    • Columns Metro
    • Columns over jagen
    • Kanalen
    • Parken
    • Polders
  • Trefwoorden

      ziekte
  • Genres

    • Aufsatz
    • Beschouwing
    • Column
    • Divers
    • Fictie
    • Interview
    • Lezing | optreden
    • Literaire non-fictie
    • Notities
    • Portret
    • Recensie
    • Reportage
    • Vertalingen
  • Jaren

    • 2022
    • 2021
    • 2020
    • 2019
    • 2018
    • 2017
    • 2016
    • 2015
    • 2014
    • 2013
    • 2012
    • 2011
    • 2010
    • 2009
    • 2008
    • 2007
    • 2006
    • 2005
    • 2004
    • 2003
    • 2002
    • 2001
    • 2000
    • 1999
    • 1998
    • 1996
    • 1995
    • 1994
    • 1993
    • 1992
    • 1991
    • 1990

    Copyright 2014 Venus Premium Magazine Theme All Right Reserved.
    Back to top